Dear Storytellers and Colleagues,
With the passing of Nelson Mandela, there have been many articles about South Africa past and present. Some of them have talked openly about how his vision for South Africa has still not been realised: 40% unemployment in the townships, the huge gap between the richest and poorest, racial discrimination still operating, crime and violence against women on the increase, corruption in all areas of political life. At the 14th annual Steve Biko Memorial Lecture held in Cape Town in October, Dr Nkosazana Dlamini-Zuma, the 1st woman to head the Organisation of African Unity, said, “Africa must continue to rediscover and tell her own stories” which is a call which goes right to my heart.
Ashley and I have been pioneering the work of the International School of Storytelling in South Africa since 2009. We have offered 100% bursaries to students from the townships who still sometimes struggle to find the money to get to the venue. Students from past courses have gone on to tell stories about the pre-Apartheid era in schools, set up country wide literacy projects with government money, founded reading clubs in the townships and worked with teenagers in drama groups. We have also fostered a close relationship with Clowns Without Borders South Africa, to help their staff train in storytelling. They work with children orphaned by AIDS and the grandmothers who are left to care for them.
The bursary funded students have consistently told us how important and life changing not only the content of the course has been, but also the experience of being treated as an equal with the other South African and international participants. This sense of inclusiveness, of everyone under the sun being equal, is a vital part of our way of working.
We have a 5 week course called, The Storyteller in the Community, starting on January 26th and have already awarded the 2 full bursary places. We know of other individuals who we are unable to assist at the moment because of lack of funds. If you would like to donate to help people from the poorer sections of South African society make a breakthrough for themselves and their communities through storytelling, please go to:
www.schoolofstorytelling.com/south-africa-bursary-appeal.html
Thank you in advance for ANY help you are able to offer. Have a very peaceful and happy Christmastime and may 2014 start well for us all.
Best wishes from Sue Hollingsworth
On behalf of the International School of Storytelling
The International School of Storytelling Ltd
9 Posthorn Lane Forest Row East Sussex RH18 5DD England
Company number 7506833
Registered charity number 1143285
Verhalensite van Marcel van der Pol (KERIDWEN). Ik schrijf, improviseer, speel, vertel en hervertel verhalen omdat ik dat zo mooi vind om te doen, maar ook omdat ik mijn verhalen graag wil delen en vooral om u met mjn verhalen uit wil dagen uw denkraam te vergroten.
Labels
blind
(1)
Blinde onderzoekers en een olifant
(1)
Chauffeur
(1)
Cracow
(1)
De Grote Vacature Show
(1)
De held van deze dag
(1)
De Maan op School
(1)
De Mayaval
(1)
De paardebloem
(1)
De Patriarch
(1)
De pijl door de roos
(1)
De prinse kalkoen
(1)
De Schilder en zijn Buurman
(2)
De smaak van wilde honing
(1)
De troonopvolger
(1)
Dilemma's in Ghana
(1)
Een Reiziger en zijn Gids
(1)
Emaille van Groningen
(1)
Emma
(1)
English
(9)
feuilleton
(5)
Flow and Go
(3)
Geen goed voorbeeld
(1)
Het Allegorische Verhaal
(1)
Het Land van Mijn Gelijk
(1)
Het voordeel van een nadeel
(1)
Houd je vast aan de wind...!
(2)
Is hier de overkant?
(2)
Jakob Jakob
(1)
Kamperen met leeuwen is leuk!
(1)
Knagende Vragen
(1)
Lenteparadox
(1)
Marcel van der Pol
(1)
Menagerie
(1)
Mestkevers en Mieren
(1)
Mestkevers vs. Mieren
(1)
Mijn grootvader Redhead
(1)
Mijn Lijn 5
(1)
Moschele
(1)
Nachtburgemeester
(2)
Not a good example
(1)
olifant
(2)
Op zoek naar Mr Serendip
(1)
Over oude en nieuwe wortels
(1)
Perfecte Ya-Hu
(1)
Playground with Six Players
(1)
Prins Kalkoen
(1)
professional
(1)
Reiziger
(1)
Scenario voor hier-en-nu
(1)
Sitube de Paradijsvogel
(1)
Speelweide met zes Spelers
(2)
Storytelling Africa
(1)
Storytelling Guru
(1)
Taal die de ander begrijpt?
(1)
The Arrow in the Bull's Eye
(1)
The Friday's Question
(1)
The Rose and its Sentry
(1)
The Story of the Sand
(1)
They lived happily ever after
(1)
Vader en Zoon
(1)
Versluierd dilemma
(1)
vrijheid
(1)
Wie durft te dwalen
(1)
zondag 15 december 2013
zondag 8 december 2013
Het voordeel van een nadeel
Kan het niet laten om in deze donkere dagen van december, als zowel het sinterklaasfeest als het kerstfeest ons aansporen om moreel goed te doen, toch ook een keertje een verhaal te publiceren met een duidelijk moraal. Gebaseerd op het Indiase verhaal "De Waterdrager" (met dank aan i-ken).
Het lastigste aan verhalen-met-een-moraal vind ik dat ze zo goed voorkauwen wat je moet denken, voelen en doen. Je kunt stoppen met zelf te denken, omdat het gewenste denken al keurig is voorgeschreven. Veel boeiender vind ik het om nieuwsgierig te zijn en nieuwsgierigheid bij de lezer op te wekken. Verhalen niet als bevestiging van van bestaande overtuigingen, maar juist veel meer als een goede manier om te schudden aan de boom van goed en kwaad.
Bijvoorbeeld: Wat zou u, als u hoofdpersoon was in een verhaal, wat zou u dan denken, voelen, doen? Wat maakt dan dat u precies dat denkt, voelt, doet?
Kunt u schakelen in perspectief en paradigma (= denkraam)? Gaat u nu anders denken, voelen, doen? Kortom, kunt u dansen als een held?
En dan toch nu een mooi verhaal met een duidelijke morele boodschap. Geen dilemma misschien. Wel een paradox wellicht: kan een nadeel een voordeel zijn? Wat vindt u? Reacties altijd welkom! Ik lees graag van u op blogspot.com, via email: marcel@keridwen.nl; via twitter: @keridwen, via LinkedIn: Marcel van der Pol of via Facebook: Keridwen - Vergroot uw Denkraam.
Voor nu in ieder geval veel leesplezier!
Marcel van der Pol
De waterdrager heeft een lange stok op zijn schouders. Aan elk uiteinde hangt een grote kruik. De kruik vat is helemaal perfect, het andere is beschadigd. Her en daar zitten diverse barstjes, niet eens zo goed met het blote oog te zien, als niet gestaag druppels water langs het steeds van de kruik naar beneden zouden stromen.
Elke dag loopt hij naar de rivier, vult de kruiken en loopt gebukt onder het gewicht van de tot aan de rand gevulde kruiken terug naar het huis van zijn meester. Daar aangekomen blijkt elke keer weer, dat de ene kruik nog steeds vol is, terwijl de andere onderweg reeds meer dan de helft van zijn water heeft verloren
Uiteraard zoals dat altijd bij kruiken gaat, is de gave kruik heel trots op de door hem dagelijks geleverde prestatie. Hij is wat hij is. Hij beantwoordt volkomen aan het doel waarvoor hij is gemaakt. De andere, met barstjes ontsierde kruik daarentegen schaamt zich diep. Nog minder dan de helft van datgene waarvoor hij is voorbestemd kan hij waarmaken. Hij vindt het vreselijk elke dag opnieuw te moeten falen en de waterdrager en daarmee diens meester te moeten teleurstellen.
Als je je zó diep schaamt, dan komt er een dag, dat je denkt dat er niets anders voor je rest dan je te verontschuldigen voor het feit dat je bestaat.
"Het spijt mij", fluistert de kruik bijna onhoorbaar tegen de waterdrager. "Het enige wat ik al die tijd voor u (en hem!) heb kunnen betekenen is nauwelijks meer dan een kleine hoeveelheid water. Het lukt mij geen enkele keer om meer dan dat veilig mee te nemen van de rivier naar huis. Door mijn gebrek moet u bovendien extra hard werken om in evenwicht te blijven. Als ik echter evenals mijn broeder perfect zou zijn geweest....
De waterdrager buigt zich voorover en vult beide kruiken met rivierwater, zwijgend, alsof hij de gebarsten kruik niet heeft gehoord. Dan recht hij de rug en loopt in een soepele cadans naar huis. De kruik met de barstjes begint zachtjes vanuit opperste ellende te jammeren.
"Stil", maant de waterdrager. "Jammer niet zo. Kijk eens om je heen. Kun je dan helemaal niet meer genieten van de wereld om je heen? Kijk eens naar die prachtige bloemen langs de weg!"
De kruik is stil. Langs het pad ziet hij inderdaad hoe allerlei bloemen zich koesteren in de zon. Nu hem erop wordt gewezen, merkt hij dat hij werkelijk onder de indruk begint te raken van hun wilde schoonheid. Hij begint zich terstond wat vrolijker te voelen.
Bij het huis aangekomen, is zijn vreugde echter helemaal weer verdwenen, alsof bij elke druppel water zijn recht op tevredenheid verder weg is gevloeid. Het enige wat overblijft is een halfvol bewijs van falen.
"Heb je gezien", onderbreekt de waterdrager zijn somber gepeins, "dat er alleen bloemen staan aan jouw kant van het pad en niet aan de kant van je broeder kruik?"
Met frisse tegenzin kijkt de gebarsten kruik terug. Ondanks zichzelf moet hij toegeven, dat ook het lot van bloemen ongelijk is verdeeld.
"Hoe zou dat komen?", vraagt de waterdrager.
De gebarsten kruik zwijgt en denkt heel diep na.
Het lastigste aan verhalen-met-een-moraal vind ik dat ze zo goed voorkauwen wat je moet denken, voelen en doen. Je kunt stoppen met zelf te denken, omdat het gewenste denken al keurig is voorgeschreven. Veel boeiender vind ik het om nieuwsgierig te zijn en nieuwsgierigheid bij de lezer op te wekken. Verhalen niet als bevestiging van van bestaande overtuigingen, maar juist veel meer als een goede manier om te schudden aan de boom van goed en kwaad.
Bijvoorbeeld: Wat zou u, als u hoofdpersoon was in een verhaal, wat zou u dan denken, voelen, doen? Wat maakt dan dat u precies dat denkt, voelt, doet?
Kunt u schakelen in perspectief en paradigma (= denkraam)? Gaat u nu anders denken, voelen, doen? Kortom, kunt u dansen als een held?
En dan toch nu een mooi verhaal met een duidelijke morele boodschap. Geen dilemma misschien. Wel een paradox wellicht: kan een nadeel een voordeel zijn? Wat vindt u? Reacties altijd welkom! Ik lees graag van u op blogspot.com, via email: marcel@keridwen.nl; via twitter: @keridwen, via LinkedIn: Marcel van der Pol of via Facebook: Keridwen - Vergroot uw Denkraam.
Voor nu in ieder geval veel leesplezier!
Marcel van der Pol
Het voordeel van een nadeel
De waterdrager heeft een lange stok op zijn schouders. Aan elk uiteinde hangt een grote kruik. De kruik vat is helemaal perfect, het andere is beschadigd. Her en daar zitten diverse barstjes, niet eens zo goed met het blote oog te zien, als niet gestaag druppels water langs het steeds van de kruik naar beneden zouden stromen.
Elke dag loopt hij naar de rivier, vult de kruiken en loopt gebukt onder het gewicht van de tot aan de rand gevulde kruiken terug naar het huis van zijn meester. Daar aangekomen blijkt elke keer weer, dat de ene kruik nog steeds vol is, terwijl de andere onderweg reeds meer dan de helft van zijn water heeft verloren
Uiteraard zoals dat altijd bij kruiken gaat, is de gave kruik heel trots op de door hem dagelijks geleverde prestatie. Hij is wat hij is. Hij beantwoordt volkomen aan het doel waarvoor hij is gemaakt. De andere, met barstjes ontsierde kruik daarentegen schaamt zich diep. Nog minder dan de helft van datgene waarvoor hij is voorbestemd kan hij waarmaken. Hij vindt het vreselijk elke dag opnieuw te moeten falen en de waterdrager en daarmee diens meester te moeten teleurstellen.
Als je je zó diep schaamt, dan komt er een dag, dat je denkt dat er niets anders voor je rest dan je te verontschuldigen voor het feit dat je bestaat.
"Het spijt mij", fluistert de kruik bijna onhoorbaar tegen de waterdrager. "Het enige wat ik al die tijd voor u (en hem!) heb kunnen betekenen is nauwelijks meer dan een kleine hoeveelheid water. Het lukt mij geen enkele keer om meer dan dat veilig mee te nemen van de rivier naar huis. Door mijn gebrek moet u bovendien extra hard werken om in evenwicht te blijven. Als ik echter evenals mijn broeder perfect zou zijn geweest....
De waterdrager buigt zich voorover en vult beide kruiken met rivierwater, zwijgend, alsof hij de gebarsten kruik niet heeft gehoord. Dan recht hij de rug en loopt in een soepele cadans naar huis. De kruik met de barstjes begint zachtjes vanuit opperste ellende te jammeren.
"Stil", maant de waterdrager. "Jammer niet zo. Kijk eens om je heen. Kun je dan helemaal niet meer genieten van de wereld om je heen? Kijk eens naar die prachtige bloemen langs de weg!"
De kruik is stil. Langs het pad ziet hij inderdaad hoe allerlei bloemen zich koesteren in de zon. Nu hem erop wordt gewezen, merkt hij dat hij werkelijk onder de indruk begint te raken van hun wilde schoonheid. Hij begint zich terstond wat vrolijker te voelen.
Bij het huis aangekomen, is zijn vreugde echter helemaal weer verdwenen, alsof bij elke druppel water zijn recht op tevredenheid verder weg is gevloeid. Het enige wat overblijft is een halfvol bewijs van falen.
"Heb je gezien", onderbreekt de waterdrager zijn somber gepeins, "dat er alleen bloemen staan aan jouw kant van het pad en niet aan de kant van je broeder kruik?"
Met frisse tegenzin kijkt de gebarsten kruik terug. Ondanks zichzelf moet hij toegeven, dat ook het lot van bloemen ongelijk is verdeeld.
"Hoe zou dat komen?", vraagt de waterdrager.
De gebarsten kruik zwijgt en denkt heel diep na.
woensdag 30 oktober 2013
Versluierd dilemma
[Een Keridwen dilemma verhaal]
Soms gebeuren dingen waarvan je had gehoopt dat ze jou nooit zouden overkomen. Op een kwade dag ontdekte hij het grote verschil tussen de papieren en de reële werkelijkheid. Als pas benoemd penningmeester bladerde hij vol trots door de boekhouding van de afgelopen jaren. Eerlijk gezegd had hij ook nooit verwacht dat hij zo jong als hij was in het bestuur zou worden gekozen. Het was dat zijn voorganger na jaren trouwe inzet voor de vereniging niet langer in staat bleek voldoende tijd te blijven vrijmaken voor deze verantwoordelijke functie. Privé had nu ook recht op zijn onverdeelde aandacht, noemde hij dat. Nu moest uitgerekend hij zo'n deskundig en ervaren iemand opvolgen. Hij was er blij mee en hij hij was er niet blij mee.
Zuchtend sloeg hij een bladzijde om en genoot daar opnieuw van de zakelijke ordening van al die eindeloze cijfers in hun strakke kolommen. De cijfermatige weergave van de werkelijkheid mocht voor een buitenstaander duf en saai lijken, voor hem was het bijna een magische formule aan de hand waarvan zij probleemloos het reilen en zeilen van de vereniging kon duiden. Alle intenties, goede bedoelingen, halfslachtige keuzes, rake beslissingen, overeenstemming of onenigheid tussen bestuurders lagen besloten in de cijfers op deze bladzijdes voor hem. Als penningmeester 'las' je de cijfers: je begreep, je fiatteerde of corrigeerde...
En toen zag hij het opeens. Beter gezegd, hij zag het slechts half. Het ging in ieder geval om een bedrag van 43.785 euro. Het stond keurig vermeld bij zowel de inkomsten (verdeeld over 5 posten) als bij de uitgaven (2 posten). En toch ging er een alarmbelletje bij de kersverse penningmeester rinkelen. Er was iets met de posttoedeling en de met datering, die hem de wenkbrauwen deden fronsen. 43.785 euro! Straks was het verdwenen geld. Verkeerd gebruikt. Vals geboekt. Doorgesluisd. Verdonkeremaand. Fraude! Hij hield de adem in.
In een razend tempo bladerde hij door de boeken. Was dit vaker voorkomen? Zat er een patroon in? hoe groot waren dan de bedragen? Hoe had zijn voorganger dàt kunnen doen? Hoe had hij slechts de gedachte in zichzelf toe kunnen laten?
Als een ontgoocheld mens sloot hij twee uur 's nachts de boeken en ging naar huis. De grote vraag werd, wat nu te doen?
Confronteer je je voorganger met je verdenkingen? Ga je er direct mee naar het voltallige bestuur? Of naar de politie; geef je hem aan? Echte concrete bewijzen had hij nog steeds niet gevonden. Het was echter wel onduidelijk waarom, welke bedragen wanneer precies waarvoor waren aangewend. Als verantwoordelijke penningmeester hoorde je dat te weten. Je hoorde in een oogopslag te kunnen zien hoe het financiële reilen en zeilen van de vereniging in elkaar stak. Eén vraag op de ALV van een oplettend verneigingslid en hij zou met zijn mond vol tanden staan.
Hij besloot de volgende dag reeds zijn voorganger te confronteren. Hij nodigde hem uit in een sober lunchrestaurant. Na zijn tweede glas wijn, bij het hoofdgerecht, zou hij zijn voorganger de hamvraag stellen. Na zijn eerste glas wijn verloor hij echter reeds de moed.
Twee financiële mannen zaten tegenover elkaar en praatten over het leven. Geen financieel cijfer kwam er aan te pas.
De nieuwe penningmeester dronk zijn tweede glas en staarde naar de man tegenover hem. Hij vroeg zich hoe zeer gepokt en gemazeld je moest zijn om met zo'n uitgestreken gezicht tegenover hem te kunnen zitten. Voor de naïeve toeschouwer was niets aan zijn voorganger te zien dat kon duiden op een frauduleuze inborst. Maar als je goed keek, en van een man in zijn eigen positie moest je dat ook kunnen verwachten, dan herkende je de subtiele signalen wel. De manier waarop de ander zijn glas hief en bijna gulzig de laatste druppels wijn naar binnen zoog. Het onrustige spel van zijn wenkbrauwen tijdens het praten. Zijn ogen die nooit langer dan een halve minuut op een punt bleven gericht. Zijn handen die te krachtig in elkaar grepen als hij luisterde
Aan het einde van de maaltijd wist de penningmeester genoeg. Voor hem was er voldoende bewijs. Quod erat demonstrandum. Hij wist wat hem te doen stond.
Beste lezer, op zich ben ik geneigd u nu te vragen wat u zou doen. Ik zou u vooral willen uitnodigen uw keuzes toe te lichten.
Echter voordat ik de kans kreeg u deze vraag te stellen en vervolgens uw keuzes af te zetten tegen de keuzes van onze penningmeester hadden de volgende gebeurtenissen mijn uitnodiging al achterhaald:
Het was voor onze penningmeester al duidelijk wat hij de volgende dag zou moeten doen. Het voltallige bestuur in kennis stellen van wat hij had ontdekt, wat de consequenties ook zouden zijn. Fraude mocht en kon niet worden gedoogd.
Die nacht staarde hij voor een laatste keer in de boeken, bladerde ogenschijnlijk gedachteloos door de gemaltraiteerde jaarcijfers.... en toen zag hij het opeens. Hij zag het glashelder voor zich. Het patroon. De verwijzingen. De posten en kruisposten. De ratio achter het handelen van zijn voorganger. Alles viel opeens op zijn plek. Opgelucht haalde hij adem. Elke cent bleek tot achter de komma te zijn verantwoord. Een zeurende hoofdpijn verdween als sneeuw voor de zon. Met een brede glimlach viel hij boven zijn boeken in slaap.
Toen hij de volgende ochtend wakker werd, haastte hij zich naar buiten om zichzelf te trakteren op een verse cappuccino met kaneel. Tot zijn verrassing zag hij aan de overzijde van de straat zijn voorganger voorbij lopen. Hij bleef staan en keek de ander aandachtig na. Hij begon langzaam en instemmend met zijn hoofd te knikken. Als je hem zo zag lopen aan de overkant, in een rustig, ontspannen en uitgebalanceerd tempo het ene been voor het andere plaatsend dan kon je zeker concluderen: wat is die man in één nacht in zijn voordeel veranderd.
Soms gebeuren dingen waarvan je had gehoopt dat ze jou nooit zouden overkomen. Op een kwade dag ontdekte hij het grote verschil tussen de papieren en de reële werkelijkheid. Als pas benoemd penningmeester bladerde hij vol trots door de boekhouding van de afgelopen jaren. Eerlijk gezegd had hij ook nooit verwacht dat hij zo jong als hij was in het bestuur zou worden gekozen. Het was dat zijn voorganger na jaren trouwe inzet voor de vereniging niet langer in staat bleek voldoende tijd te blijven vrijmaken voor deze verantwoordelijke functie. Privé had nu ook recht op zijn onverdeelde aandacht, noemde hij dat. Nu moest uitgerekend hij zo'n deskundig en ervaren iemand opvolgen. Hij was er blij mee en hij hij was er niet blij mee.
Zuchtend sloeg hij een bladzijde om en genoot daar opnieuw van de zakelijke ordening van al die eindeloze cijfers in hun strakke kolommen. De cijfermatige weergave van de werkelijkheid mocht voor een buitenstaander duf en saai lijken, voor hem was het bijna een magische formule aan de hand waarvan zij probleemloos het reilen en zeilen van de vereniging kon duiden. Alle intenties, goede bedoelingen, halfslachtige keuzes, rake beslissingen, overeenstemming of onenigheid tussen bestuurders lagen besloten in de cijfers op deze bladzijdes voor hem. Als penningmeester 'las' je de cijfers: je begreep, je fiatteerde of corrigeerde...
En toen zag hij het opeens. Beter gezegd, hij zag het slechts half. Het ging in ieder geval om een bedrag van 43.785 euro. Het stond keurig vermeld bij zowel de inkomsten (verdeeld over 5 posten) als bij de uitgaven (2 posten). En toch ging er een alarmbelletje bij de kersverse penningmeester rinkelen. Er was iets met de posttoedeling en de met datering, die hem de wenkbrauwen deden fronsen. 43.785 euro! Straks was het verdwenen geld. Verkeerd gebruikt. Vals geboekt. Doorgesluisd. Verdonkeremaand. Fraude! Hij hield de adem in.
In een razend tempo bladerde hij door de boeken. Was dit vaker voorkomen? Zat er een patroon in? hoe groot waren dan de bedragen? Hoe had zijn voorganger dàt kunnen doen? Hoe had hij slechts de gedachte in zichzelf toe kunnen laten?
Als een ontgoocheld mens sloot hij twee uur 's nachts de boeken en ging naar huis. De grote vraag werd, wat nu te doen?
Confronteer je je voorganger met je verdenkingen? Ga je er direct mee naar het voltallige bestuur? Of naar de politie; geef je hem aan? Echte concrete bewijzen had hij nog steeds niet gevonden. Het was echter wel onduidelijk waarom, welke bedragen wanneer precies waarvoor waren aangewend. Als verantwoordelijke penningmeester hoorde je dat te weten. Je hoorde in een oogopslag te kunnen zien hoe het financiële reilen en zeilen van de vereniging in elkaar stak. Eén vraag op de ALV van een oplettend verneigingslid en hij zou met zijn mond vol tanden staan.
Hij besloot de volgende dag reeds zijn voorganger te confronteren. Hij nodigde hem uit in een sober lunchrestaurant. Na zijn tweede glas wijn, bij het hoofdgerecht, zou hij zijn voorganger de hamvraag stellen. Na zijn eerste glas wijn verloor hij echter reeds de moed.
Twee financiële mannen zaten tegenover elkaar en praatten over het leven. Geen financieel cijfer kwam er aan te pas.
De nieuwe penningmeester dronk zijn tweede glas en staarde naar de man tegenover hem. Hij vroeg zich hoe zeer gepokt en gemazeld je moest zijn om met zo'n uitgestreken gezicht tegenover hem te kunnen zitten. Voor de naïeve toeschouwer was niets aan zijn voorganger te zien dat kon duiden op een frauduleuze inborst. Maar als je goed keek, en van een man in zijn eigen positie moest je dat ook kunnen verwachten, dan herkende je de subtiele signalen wel. De manier waarop de ander zijn glas hief en bijna gulzig de laatste druppels wijn naar binnen zoog. Het onrustige spel van zijn wenkbrauwen tijdens het praten. Zijn ogen die nooit langer dan een halve minuut op een punt bleven gericht. Zijn handen die te krachtig in elkaar grepen als hij luisterde
Aan het einde van de maaltijd wist de penningmeester genoeg. Voor hem was er voldoende bewijs. Quod erat demonstrandum. Hij wist wat hem te doen stond.
Beste lezer, op zich ben ik geneigd u nu te vragen wat u zou doen. Ik zou u vooral willen uitnodigen uw keuzes toe te lichten.
Echter voordat ik de kans kreeg u deze vraag te stellen en vervolgens uw keuzes af te zetten tegen de keuzes van onze penningmeester hadden de volgende gebeurtenissen mijn uitnodiging al achterhaald:
Het was voor onze penningmeester al duidelijk wat hij de volgende dag zou moeten doen. Het voltallige bestuur in kennis stellen van wat hij had ontdekt, wat de consequenties ook zouden zijn. Fraude mocht en kon niet worden gedoogd.
Die nacht staarde hij voor een laatste keer in de boeken, bladerde ogenschijnlijk gedachteloos door de gemaltraiteerde jaarcijfers.... en toen zag hij het opeens. Hij zag het glashelder voor zich. Het patroon. De verwijzingen. De posten en kruisposten. De ratio achter het handelen van zijn voorganger. Alles viel opeens op zijn plek. Opgelucht haalde hij adem. Elke cent bleek tot achter de komma te zijn verantwoord. Een zeurende hoofdpijn verdween als sneeuw voor de zon. Met een brede glimlach viel hij boven zijn boeken in slaap.
Toen hij de volgende ochtend wakker werd, haastte hij zich naar buiten om zichzelf te trakteren op een verse cappuccino met kaneel. Tot zijn verrassing zag hij aan de overzijde van de straat zijn voorganger voorbij lopen. Hij bleef staan en keek de ander aandachtig na. Hij begon langzaam en instemmend met zijn hoofd te knikken. Als je hem zo zag lopen aan de overkant, in een rustig, ontspannen en uitgebalanceerd tempo het ene been voor het andere plaatsend dan kon je zeker concluderen: wat is die man in één nacht in zijn voordeel veranderd.
zondag 29 september 2013
De troonopvolger
[Een Keridwen dilemma verhaal]
Er was eens een prins. Een gewone, doodnormale prins. Zo normaal, dat hij nauwelijks tot niet bezig was met prins-zijn. In het begin dacht hij ook echt dat alle jongens prinsen waren en alle meisjes prinses. Natuurlijk ontdekte hij al redelijk snel, niet alle prinsen gelijkelijk werden behandeld, maar hij schreef dat zonder meer toe aan de ondoorgrondelijke wijsheid van het leven. Hij prees zich wel gelukkig dat hij zelf een bevoorrechte prins leek - het maakte het leven zo’n stuk eenvoudiger! - maar deed zijn uiterste best slechts een van de vele prinsen van het land te zijn. Zijn vader echter was een bijzonder man. Voor zover hij wist was deze de enige in het land die ‘koning’ werd genoemd en voor wie iedereen boog. Ook hij zelf werd geacht te buigen, hem met ‘koning’ aan te spreken, als hem iets werd gevraagd en hem vooral niet te veel lastig te vallen. Zolang hij zich aan die eenvoudige regel hield, zou het best goed hem komen. Zijn moeder was ànders anders. Hoewel de meeste mensen om hem heen haar ‘koningin’ noemden en nog dieper voor haar bogen, dan voor zijn vader, lukt het hem niet haar ‘koningin’ te noemen. Het enige wat hij over zijn lippen kreeg, was ‘moeder’ of in gevallen van uiterste nood ‘mama’. Zelfs zijn vader, de koning, onderkende haar anders-zijn en boog vrijwel altijd voor haar wil. Toen onze prins een volwassene in zijn buurt vroeg wat dat ‘koning’ toch betekende, keek trok deze een zuinige mond en keek bedenkelijk. ‘Koning’ verwees, volgens hem naar ‘leiderschap’, naar ‘regeren’, ‘verantwoordelijkheid’, ‘decorum’ en ‘management’. De prins kreeg niet het idee, dat hij dankzij deze woorden een beter begrip kreeg, draaide zich teleurgesteld af en richtte zich weer op zijn liefste bezigheid: stiekem lange wandelingen maken door de uitgestrekte duingebieden achter het paleis.
De prins kwam op een leeftijd, dat de woorden ‘koning’, ‘leiderschap’, ‘besturen’, ‘verantwoordelijkheid’, ‘decorum’ en ‘management’ betekenis voor hem begonnen te krijgen. Langzaam maar zeker begon het ook ietwat tot hem door te dringen wat consequenties van deze woorden voor hem persoonlijk konden zijn. Voor hij echter de kans kreeg in een puberale contramine te geraken, vaardigde de koning, zijn vader, uit, dat hij ver weg gestuurd moesten worden naar een hogere school voor leiderschap om zich daar voor te bereiden op zijn toekomst. De prins genoot van het leven op deze hogeschool vele dagreizen weg, verborgen achter immense muren, die samen leken te vloeien met steile bergwanden die omhoog reikten tot bijna in de hemel en omlaag reikten tot in de wereld beneden, waar niets groter scheen dan een mier of een blaadje helmgras. Uiteraard leerde hij allerlei nuttige dingen voor een leven later, waar hij zich overigens nauwelijks nog een voorstelling van kon maken. ‘s Morgens waren zij vooral fysiek actief. Zijn spieren staalden, zijn reflexen werden sneller. ‘s Middags luisterden zij naar uiteenlopende docenten en noteerden getrouw hun vaak onbegrijpelijke woorden als ware het evangelie. Opdrachten naar aanleiding van het geleerde bleken desondanks relatief gemakkelijk, zolang je het als een spelletje bleef zien, zonder relatie tot het actuele leven. De avonden hadden ze voor zichzelf, tenminste als er niet een vrijwillige sociale vaardigheid bevorderende actief werd georganiseerd. Zolang je ook dat maar als een spel bezag, bleef het leuk.
Zo vaak als onze prins de kans kreeg, kneep hij er ook hier tussenuit en zwierf urenlang door de wijde omgeving, vaak tot de nacht definitief inviel en hij geen hand meer voor ogen zag. Klauterend en rondtastend wist hij altijd weer zijn kamer te bereiken en zo geluidloos mogelijk tussen de lakens te schuiven. Elke ochtend na zo’n nachtelijke zwerftocht was het weer een verrassing voor zijn kamergenoten hem monter uit bed te zien stappen.
In deze fase van zijn leven ontdekte hij wat volgens hem de zin van zijn leven was. Elke dag werd hem duidelijker wat hij later wilde worden.
Toen, eerder dan hij had verwacht, werd hij opgeroepen weer thuis te komen. Met lichte tegenzin maakte hij zich klaar. Hij weigerde een paard, waar hij als prins zo hadden de decorum-lessen hem geleerd recht op had, en koos voor de trein. De lange reis die bijna drie dagen zouden duren, zouden voor hem misschien wel de laatste in vrijheid zijn.
Peinzend staarde de prins door de ramen naar buiten. Hij overdacht zijn leven, waar hij vandaan kwam en waar hij naartoe wilde. Wat had hij eigenlijk de afgelopen jaren tijdens zijn verblijf op de Hogeschool voor Prinsen en Andere Opvolgers geleerd? In ieder geval dat de wereld vele malen groter en diverser was dan het koninklijk familiebedrijf. Je had niet één koninkrijk met één koning, maar de wereld bestond een talloze landen, met allerlei regeer- en bestuursvormen. Koningen waren beslist in de minderheid. Opvolgers werden lang niet altijd bepaald door de bloedband. Prinsen konden ook besluiten hun eigen weg te gaan. Dit laatste had onze prins danig verrast en in verwarring gebracht. Akkoord, dit gegeven had ook nooit tot het officiële curriculum van de Hogeschool behoord. Hij had de mogelijkheid eerst vaag gevoeld op zijn lange tochten door de omgeving en toen duidelijk bevestigd gekregen in de ‘s nachts fluisterend verspreide heldendaden van vroegere studenten. Prinsen die weigerden Koning te worden. Prinsen die zich ontworstelden aan wat anderen voor hem hadden uitgestippeld. Prinsen, die van het ene op het andere moment waren gestopt nog langer ‘Prins’ te zijn, maar daarentegen de wijde wereld introkken, grote of kleine heldendaden verrichtten en hun eigen weg vonden.....
Als er al sprake van een voorbestemming kòn zijn, besloot de prins, terwijl de trein langzaam de het land van zijn vader binnenreed, dan was dat de voorbestemming voor de keuze je voorbestemming te aanvaarden of te weigeren. Hij lachte zacht om zijn eigen paradoxale spitsvondigheid. Je hoefde dit moment van keuze alleen nog neer te zetten in de werkelijkheid. Ter overstaan van hen die je voorbestemming willen bewaken. Dit is wat ik wil, dacht de prins. Dit is wat ik wil zeggen, tegen vader en vaderland. Dit wordt mijn weg....
Toen stopte de trein. De deuren gingen zoevend open. Douaniers stapten in en controleerden de paspoorten en inreisvisa van de passagiers. Eenendertig procent van de reizigers werd afgevoerd als ongewenste vreemdeling. Achtentwintig procent werd voorlopig aangehouden omdat documenten niet geheel in orde waren. Slechts één persoon werd omzichtig benaderd. Tot ze zeker waren wie zij voor zich hadden. Toen was er geen ontkomen meer aan.
De Prins was Thuisgekomen! De Troonopvolger was Volwassen geworden! De Oude Koning zou nu kunnen Gaan. Het Land bleef Gered! De Continuïteit was weer Gegarandeerd!.
Wat de prins ook zei, zijn woorden verdronken in het enthousiasme waarop hij het land werd binnengehaald en begeleid naar het paleis van de koning.
Stel, dat u deze prins (of prinses) zou zijn. Wat zou u dan doen en waarom?
In West-Afrika ontdekte ik de mooie traditie van het vertellen/spelen van dilemmaverhalen. Verhalen, waarbij het niet zozeer om de moraal gaat, of om wat de ouderen de jongeren als lessen willen meegeven, maar veel meer om de prikkel zelf na te kunnen denken... Over logica, over causaliteit, over waarden en normen. Over datgene wat "boven water" minder zichtbaar is.
Onder de noemer Het Gordiaanse Ei - verhalen, ga ik de komende maanden allerlei dilemmaverhalen publiceren als Keridwen's Verhaal van de Maand.
Na elk verhaal ben ik benieuwd wat u, lezer, in zo'n situatie zou doen. Ik hoor/lees dat graag. Door onze dilemma's uit te wisselen, leren we het meest.
Dilemma verhalen passen ook uitstekend in De dans van de held-gedachte. Het vervolg op het boek De dans van de held, schakelen in perspectief en paradigma heeft niets voor niets de werktitel meegekregen: De dans van de held (2), theater als metafoor; tussen dilemma en paradox.
donderdag 1 augustus 2013
Dilemma's in Ghana
Dilemma's in Ghana.
Ik weet nog goed hoe wij rond zes uur (dus net na zonsondergang) aankwamen in Accra en ik voor het eerst op het slecht verlichte plein voor het vliegveld een zee van donkere mensen zag. Dat maakte een overweldigende indruk. Tot nu toe had ik altijd tot een meerderheid behoort; opeens was ik duidelijk herkenbaar in de minderheid. Aan de ene kant was dat spannend, en een beetje eng, maar aan de andere kant lonkte krachtig het onbekende: wat zou ik nu opeens allemaal kunnen gaan ontdekken en ervaren? Nog geen week later ging ik op mijn eentje vanuit Johnsonville, waar ik logeerde in een leeg klaaslokaal van een voor de vakantie gesloten school, naar iets dat vaag werd omschreven als een plek van muziek en dans (modern) een paar kilometer verderop. Het werd een wandeling door niemandsland tussen twee wijken.
"De plek van muziek en dans" bleek een openlucht-dancing te zijn. Je moest eerst door een piepklein raampje met een stapeltje Ghanese bankbiljetten (cedi's) je toegangskaartje kopen en dan mocht je via een streng gecontroleerde poort naar binnen. Nu was ik geen gewone minderheid meer: ik was opeens de ènige blanke. Dan lukt het dus absoluut niet meer om in alle rust en onopvallendheid te acclimatiseren, om je heen te kijken en te observeren. Ik werd direct vrolijk van alle kanten belaagd, aangesproken en aangeraakt. Niet dat we elkaar goed konden verstaan: mijn kennis van het Ga en het Twi was erg slecht, hun Engels bestond uit hooguit vijf woorden. Maar het werd gezellig. Ik werd zelfs overgehaald om de dansvloer op te gaan. Volop highlife-muziek. De eerste aarzelende stappen die ik inmiddels had geleerd in de traditionele Ghanese dansen (Abadja en Adowa) kon ik ook op het vrolijke highlife-ritme kwijt. Of dat klopte of niet, weet ik niet meer. De aanblik van mijn danspogingen bleken in ieder geval hilarisch.
En dan wordt je opeens met geconfronteerd met gedragingen die je niet goed in je eigen cultuuridee kunt plaatsen. Eerst kwam een redelijk traditioneel gekleed meisje om mij heen dansen. Vrijwel zonder mij aan te kijken. Maar haar bewegingen kwamen steeds dichterbij en werden steeds intiemer. Om mee heen kijkend zag ik iedereen naar ons (mij?) staan kijken. De meesten vrolijk, een enkeling besmuikt en hier en daar iemand strak starend. Opeens wist ik absoluut niet meer wat ik moest doen en hoe mijn gedrag (wat ik deed of niet deed) zou worden geïnterpreteerd. Niets doen leek mij echter ook geen optie. Zo nonchalant mogelijk danste ik door de ruimte naar een andere plek. Steevast werd ik quasi-onopvallend gevolgd.
Toen werd ik gered, door een meer modern gekleed meisje (felle blauwe jurk). In gebroken Engels legde ze uit wat de betekenis van de dans van het andere meisje was geweest en hoe ik daar op kon reageren. Opgelucht stelde ik voor getweeën verder te dansen. Een feestje werd dat. Ondanks de gebrekkige verbale communicatie verstonden we elkaar opperbest. Tot het afscheid. Voor de ingang van de dancing. Zij moest links, ik moest rechts. Dan kun je nog beslissen of je samen verder gaat. Of je afscheid neemt. Of je afspreekt elkaar nog eens te zien. Of niet.
Op het moment dat ik mij naar haar toe wilde buigen, zag ik een meter of tien achter haar een halve kringen van mannelijke leeftijdsgenoten. Zwijgend. De armen over elkaar geslagen. Ons nauwlettend in de gaten houdend.
De vraag op z'n moment is natuurlijk, wat doe je dan? Hoe schat je de situatie in? Wat doe je wel, wat doe je niet?
Wat zou u doen? Ik ben heel benieuwd.
Die reis naar Ghana, mijn eerste reis buiten Europa,lang geleden, deed mij goed beseffen hoe fascinerend andere culturen, gebruiken en wijze van denken, andere denkramen, kunnen zijn. Waarden en normen die thuis vanzelfsprekend zijn, die je zelfs wellicht nauwelijks onder woorden kunt brengen, zijn op een andere plek ietwat onduidelijk... discutabel wellicht... Je twijfelt... je aarzelt... je weet niet goed wat je moet denken, voelen, doen... Nogmaals: wat zou u doen in zo'n geval?
Marcel van der Pol
www.KERIDWEN.nl
Dilemmaverhalen
West-Afrika was mijn eerste stap buiten Europa.Dit werd ook voor mij de eerste kennismaking met echt een andere cultuur. Diverse vanzelfsprekendheden werden opeens onzeker en onduidelijk.
Ik heb op mijn reizen door de niet-Westerse wereld veel geleerd dat ik nu nog in mijn werk goed kan gebruiken. Een andere cultuur ontmoeten is een prachtige manier om met andere ogen naar je eigen werkelijkheid te kijken. En dan maak ik hier geen onderscheid tussen volkscultuur en organisatiecultuur; hooguit dat de verschillen in volkscultuur soms duidelijker zichtbaar zijn. In de ontmoeting met andersdenkenden vergroot je je denkraam.
In West-Afrika ontdekte ik voor het eerst persoonlijk de onzeker makende verschillen in hoe om te gaan met mensen die je mogelijk meer dan aardig vindt. (zie bovenstaand verhaal uit Ghana)
Later ontmoette ik elders in Afrika voorbeelden hoe hele dorpen actief meededen in dans en muziek om één dorpsgenoot met een psychiatrische diagnose te helpen. Afwijzen als onzin of accepteren als heilzaam?
In West-Afrika ontdekte ik ook de mooie traditie van het vertellen/spelen van dilemmaverhalen. Verhalen, waarbij het niet zozeer om de moraal gaat, of om wat de ouderen de jongeren als lessen willen meegeven, maar veel meer om de prikkel zelf na te kunnen denken... Over logica, over causaliteit, over waarden en normen. Over datgene wat "boven water" minder zichtbaar is.
Na elk verhaal ben ik benieuwd wat u, lezer, in zo'n situatie zou doen. Ik hoor/lees dat graag. Door onze dilemma's uit te wisselen, leren we het meest.
Dilemma verhalen passen ook uitstekend in De dans van de held-gedachte. Het vervolg op het boek De dans van de held, schakelen in perspectief en paradigma heeft niets voor niets de werktitel meegekregen: De dans van de held (2), theater als metafoor; tussen dilemma en paradox.
zondag 7 juli 2013
Storytelling Guru
Once, the Baal Shem Tov came to his disciples and said, “This is the
last year of my life. Each of you will have a role to fill after I’m
gone.” He pointed to one of his followers, saying, “You will be the
leader of the community here.” To another he said, “You will explain the
teachings to those who come here and ask.” One by one, he told each of
the disciples what they should do.
The last he turned to was Reb Yaakov. “You will be the storyteller. You will travel from village to village and spread the stories of what has happened here among us.”
Reb Yaakov cried out, “Holy master, I would do whatever you want, but please! Give a different task to me! As a storyteller, I would be poor! And travelling from place to place, I would never have a home or a family.”
The Baal Shem Tov replied, “As for your poverty, perhaps you will be surprised. And as for settling down, one day there will be a sign – and then you will know that your job is completed and you may cease your wandering.”
Here there some of the stories Reb Yaakov kept on telling.:
I. What is the problem?
A downcast hasid came to his rebbe.
“Rebbe, I am in serious financial trouble.”
“So, what is the problem?”
“Rebbe, I lost my job. I lost every job I ever had.”
“And why do you keep losing them?”
“Well, whatever job I take, it seems my heart is not really in it.”
The rebbe looked hard at his disciple.
“You are an outstanding student of the Torah. You work well with people. Why don’t you become a rabbi?”
The hasid grimaced. “Rebbe, I have yearned to be a rabbi. But rabbis interpret the Law for people. Their judgements might affect the destiny of a person’s soul. I can’t be a rabbi. I’m afraid I might make a mistake!”
The rebbe met the hasid’s eyes.
“So? Who should become a rabbi? Someone who is not afraid of making a mistake?”
II. How do we know?
Some students of the Baal Shem Tov came to him one day with a question. “Every year we travel here to learn from you. Nothing could make us stop doing that. But we have learned of a man in our own town who claims to be a tzaddik, a righteous one. If he is genuine, we would love to profit from his wisdom. But how will we know if he is a fake?”
The Baal Shem Tov looked at his earnest hasidim. “You must test him by asking him a question.” He paused. “You have had difficulty with stray thoughts during prayer?”
“Yes!” The hasidim answered eagerly. “We try to think only of our holy intentions as we pray, but other thoughts come into our minds. We have tried many methods not to be troubled by them.”
“Good,” said the Baal Shem Tov. “Ask him the way to stop such thoughts from entering your minds.” The Baal Shem Tov smiled. “If he has an answer, he is a fake.”
III. Who has the answer?
Some Hasidim of the Maggid of Mezheritz came to him. “Rebbe, we are puzzled. It says in the Talmud that we must thank God as much for the bad days, as for the good. How can that be? What would our gratitude mean, if we gave it equally for the good and the bad?”
The Maggid replied, “Go to Anapol. Reb Zusya will have an answer for you.”
The Hasidim undertook the journey. Arriving in Anapol, they inquired for Reb Zusya. At last, they came to the poorest street of the city. There, crowded between two small houses, they found a tiny shack, sagging with age.
When they entered, they saw Reb Zusya sitting at a bare table, reading a volume by the light of the only small window. “Welcome, strangers!” he said. “Please pardon me for not getting up; I have hurt my leg. Would you like food? I have some bread. And there is water!”
“No. We have come only to ask you a question. The Maggid of Mezheritz told us you might help us understand: Why do our sages tell us to thank God as much for the bad days as for the good?”
Reb Zusya laughed. “Me? I have no idea why the Maggid sent you to me.” He shook his head in puzzlement. “You see, I have never had a bad day. Every day God has given to me has been filled with miracles.”
Marcel van der Pol (Keridwen)
Verhaal van de Maand voor Keridwen - door Marcel van der Pol
vrij naar een aantal chassidische verhalen.
The last he turned to was Reb Yaakov. “You will be the storyteller. You will travel from village to village and spread the stories of what has happened here among us.”
Reb Yaakov cried out, “Holy master, I would do whatever you want, but please! Give a different task to me! As a storyteller, I would be poor! And travelling from place to place, I would never have a home or a family.”
The Baal Shem Tov replied, “As for your poverty, perhaps you will be surprised. And as for settling down, one day there will be a sign – and then you will know that your job is completed and you may cease your wandering.”
Here there some of the stories Reb Yaakov kept on telling.:
I. What is the problem?
A downcast hasid came to his rebbe.
“Rebbe, I am in serious financial trouble.”
“So, what is the problem?”
“Rebbe, I lost my job. I lost every job I ever had.”
“And why do you keep losing them?”
“Well, whatever job I take, it seems my heart is not really in it.”
The rebbe looked hard at his disciple.
“You are an outstanding student of the Torah. You work well with people. Why don’t you become a rabbi?”
The hasid grimaced. “Rebbe, I have yearned to be a rabbi. But rabbis interpret the Law for people. Their judgements might affect the destiny of a person’s soul. I can’t be a rabbi. I’m afraid I might make a mistake!”
The rebbe met the hasid’s eyes.
“So? Who should become a rabbi? Someone who is not afraid of making a mistake?”
II. How do we know?
Some students of the Baal Shem Tov came to him one day with a question. “Every year we travel here to learn from you. Nothing could make us stop doing that. But we have learned of a man in our own town who claims to be a tzaddik, a righteous one. If he is genuine, we would love to profit from his wisdom. But how will we know if he is a fake?”
The Baal Shem Tov looked at his earnest hasidim. “You must test him by asking him a question.” He paused. “You have had difficulty with stray thoughts during prayer?”
“Yes!” The hasidim answered eagerly. “We try to think only of our holy intentions as we pray, but other thoughts come into our minds. We have tried many methods not to be troubled by them.”
“Good,” said the Baal Shem Tov. “Ask him the way to stop such thoughts from entering your minds.” The Baal Shem Tov smiled. “If he has an answer, he is a fake.”
III. Who has the answer?
Some Hasidim of the Maggid of Mezheritz came to him. “Rebbe, we are puzzled. It says in the Talmud that we must thank God as much for the bad days, as for the good. How can that be? What would our gratitude mean, if we gave it equally for the good and the bad?”
The Maggid replied, “Go to Anapol. Reb Zusya will have an answer for you.”
The Hasidim undertook the journey. Arriving in Anapol, they inquired for Reb Zusya. At last, they came to the poorest street of the city. There, crowded between two small houses, they found a tiny shack, sagging with age.
When they entered, they saw Reb Zusya sitting at a bare table, reading a volume by the light of the only small window. “Welcome, strangers!” he said. “Please pardon me for not getting up; I have hurt my leg. Would you like food? I have some bread. And there is water!”
“No. We have come only to ask you a question. The Maggid of Mezheritz told us you might help us understand: Why do our sages tell us to thank God as much for the bad days as for the good?”
Reb Zusya laughed. “Me? I have no idea why the Maggid sent you to me.” He shook his head in puzzlement. “You see, I have never had a bad day. Every day God has given to me has been filled with miracles.”
Marcel van der Pol (Keridwen)
Verhaal van de Maand voor Keridwen - door Marcel van der Pol
vrij naar een aantal chassidische verhalen.
donderdag 2 mei 2013
Knagende Vragen
Er zijn van die dagen dat je wakker wordt met vragen, die je een gehele wakende periode bezig kunnen houden. Waarom draait de zon rond de aarde in plaats van andersom? Mag je gehele wereld nog als een dorp beschouwen, als lokale verschillen tot moord en doodslag leiden? Zal er ooit een moment komen dat banken eenzijdig besluiten om geen rente te meer te bieden op spaarrekeningen, maar een vergoeding vragen voor het veilig stallen van je oudedagreserve? Door zulke vragen blijft er soms nauwelijks nog tijd over voor de waan van de dag
De vragen van de geleerde Mzuri Sana gingen misschien nog wel een stap verder. Dagelijks betrad hij zijn tuin om deze zo in te richten dat er een volmaakte plek voor rust, contemplatie en het oplossen van vraagstukken zou ontstaan. Een van de inrichtingsfasen betrof het verwijderen van onkruid, om precies te zijn van hardnekkige paardebloemen. Mzuri Sana probeerde alles van wieden, onderschoffelen, uittrekken, platspuiten met chemische bestrijdingsmiddelen, inzetten van gecastreerde insecten, tot uiteindelijk rigoureus en met grof geweld verdelgen. Niets echter hielp. Onuitroeibaar schoten de paardebloemen steeds weer op de verboden plekken op. Ze verjoegen zijn rust, verstoorden zijn contemplaties en voorkwamen creatieve invallen. Hoe kon er ooit zo een volmaakte tuin ontstaan?
Links en rechts vroeg Mzuri Sana om deskundig advies. Vrijwel alle deskundigen adviseerden hem slechts precies om datgene te doen wat hij reeds had gedaan. Slechts twee raadden hem aan om minder toe doen: tenslotte was het inzetten van geslachtloos gemaakte bijen in dit geval volstrekt zinloos. Bang dat hij nooit meer tot diepe gedachten kon komen wendde Mzuri Sana zich tot de koninklijke tuinman, die gelijk met de nieuwe koning was aangetreden: tenslotte moest de titel ‘koninklijk’ toch íets te betekenen hebben?
Ook de koninklijke tuinman stelde vragen, vele vragen zelfs, beginnend bij de eenvoudige voor de handliggende. Toen het vragendeweg echter langzaam maar zeker tot hem door begon te dringen, dat Mzuri Sana vrijwel alles had ondernomen, zonder dat het tot het gewenste resultaat leidde, zuchtte hij diep en gaf onze geleerde de raad om het concept ‘verdelgen’ te vervangen door het concept ‘houden van’. Mzuri Sana boog voor deze wijsheid en ging terug naar huis.
Elke keer als Mzuri Sana nu in zijn tuin ronddwaalde en de gele pracht van paardebloemen gewaar werd, ontstonden er spontaan allerlei nieuwe, meanderende vragen in zijn hoofd.
Religieuze vragen: had Adam wel een navel als hij niet uit een vrouw geboren was? Hoeveel engelen zouden er op de punt van een naald passen? Zouden de eraf vallen als je de naald in tweeën kon splijten? Was God in staat tot lachen, nu hij uiteraard de pointe van elke grap van tevoren reeds wist?
Politieke vragen: als de staatsrechtelijke wortels van een volk zó republikeins zijn, wat maakt dan dat vrijwel iedereen een vorst wil adorerent?
Persoonlijke vragen: Zal het mij ooit lukken te luisteren naar het geluid van het klappen met één hand? Ben ik staat tot die liefde die maakt dat ik samen met mijn geliefde tegelijkertijd en één en twee ben?
Sommige vragen hielden Mzuri Sana zozeer bezig dat hij zich gedwongen zag de tuin te verlaten en een wandeling te maken door de nabije omgeving. Daarbij kwam hij langs de openstaande deuren van een stal, die zo vol met koeien stond, dat er slechts heel weinig ruimte was voor elk afzonderlijk dier. Alle vragen die tot op dat moment zijn hoofd en hart vulden maakten ruimte voor een nieuwe vraag:
Waarom heeft God tijdens de schepping koeien geen vleugels gegeven? Kijk omhoog: een zee van ruimte daarboven! In de lucht zouden de dieren niet zo op elkaar gepropt hoeven te blijven. Als koeien toch konden vliegen...
Op dat moment kwam een vogel voorbij gevlogen en liet iets vallen precies boven op het hoofd van onze geleerde. Mzuri Sana staarde even peinzend voor zich uit, veegde ietwat verlciht zijn hoofd schoon en besloot toen dat hij nu begreep waarom koeien toch beter in een stal konden staan.
vrij naar Joodse, Christelijk en Islamitische anekdotes.
Marcel van der Pol
www.KERIDWEN.nl
De vragen van de geleerde Mzuri Sana gingen misschien nog wel een stap verder. Dagelijks betrad hij zijn tuin om deze zo in te richten dat er een volmaakte plek voor rust, contemplatie en het oplossen van vraagstukken zou ontstaan. Een van de inrichtingsfasen betrof het verwijderen van onkruid, om precies te zijn van hardnekkige paardebloemen. Mzuri Sana probeerde alles van wieden, onderschoffelen, uittrekken, platspuiten met chemische bestrijdingsmiddelen, inzetten van gecastreerde insecten, tot uiteindelijk rigoureus en met grof geweld verdelgen. Niets echter hielp. Onuitroeibaar schoten de paardebloemen steeds weer op de verboden plekken op. Ze verjoegen zijn rust, verstoorden zijn contemplaties en voorkwamen creatieve invallen. Hoe kon er ooit zo een volmaakte tuin ontstaan?
Links en rechts vroeg Mzuri Sana om deskundig advies. Vrijwel alle deskundigen adviseerden hem slechts precies om datgene te doen wat hij reeds had gedaan. Slechts twee raadden hem aan om minder toe doen: tenslotte was het inzetten van geslachtloos gemaakte bijen in dit geval volstrekt zinloos. Bang dat hij nooit meer tot diepe gedachten kon komen wendde Mzuri Sana zich tot de koninklijke tuinman, die gelijk met de nieuwe koning was aangetreden: tenslotte moest de titel ‘koninklijk’ toch íets te betekenen hebben?
Ook de koninklijke tuinman stelde vragen, vele vragen zelfs, beginnend bij de eenvoudige voor de handliggende. Toen het vragendeweg echter langzaam maar zeker tot hem door begon te dringen, dat Mzuri Sana vrijwel alles had ondernomen, zonder dat het tot het gewenste resultaat leidde, zuchtte hij diep en gaf onze geleerde de raad om het concept ‘verdelgen’ te vervangen door het concept ‘houden van’. Mzuri Sana boog voor deze wijsheid en ging terug naar huis.
Elke keer als Mzuri Sana nu in zijn tuin ronddwaalde en de gele pracht van paardebloemen gewaar werd, ontstonden er spontaan allerlei nieuwe, meanderende vragen in zijn hoofd.
Religieuze vragen: had Adam wel een navel als hij niet uit een vrouw geboren was? Hoeveel engelen zouden er op de punt van een naald passen? Zouden de eraf vallen als je de naald in tweeën kon splijten? Was God in staat tot lachen, nu hij uiteraard de pointe van elke grap van tevoren reeds wist?
Politieke vragen: als de staatsrechtelijke wortels van een volk zó republikeins zijn, wat maakt dan dat vrijwel iedereen een vorst wil adorerent?
Persoonlijke vragen: Zal het mij ooit lukken te luisteren naar het geluid van het klappen met één hand? Ben ik staat tot die liefde die maakt dat ik samen met mijn geliefde tegelijkertijd en één en twee ben?
Sommige vragen hielden Mzuri Sana zozeer bezig dat hij zich gedwongen zag de tuin te verlaten en een wandeling te maken door de nabije omgeving. Daarbij kwam hij langs de openstaande deuren van een stal, die zo vol met koeien stond, dat er slechts heel weinig ruimte was voor elk afzonderlijk dier. Alle vragen die tot op dat moment zijn hoofd en hart vulden maakten ruimte voor een nieuwe vraag:
Waarom heeft God tijdens de schepping koeien geen vleugels gegeven? Kijk omhoog: een zee van ruimte daarboven! In de lucht zouden de dieren niet zo op elkaar gepropt hoeven te blijven. Als koeien toch konden vliegen...
Op dat moment kwam een vogel voorbij gevlogen en liet iets vallen precies boven op het hoofd van onze geleerde. Mzuri Sana staarde even peinzend voor zich uit, veegde ietwat verlciht zijn hoofd schoon en besloot toen dat hij nu begreep waarom koeien toch beter in een stal konden staan.
vrij naar Joodse, Christelijk en Islamitische anekdotes.
Marcel van der Pol
www.KERIDWEN.nl
dinsdag 9 april 2013
Lenteparadox
Mijn naam, Marcel, betekent de Vurige, de Strijdlustige, de Heldhaftige. De letterlijke vertaling van mijn naam is Kleine Zoon van Mars. Ik ben vernoemd naar Mars, de Griekse god van de oorlog. Dat is niet de reden dat mijn ouders mij zo hebben genoemd. Vlak voor mijn geboorte las mijn moeder het boek "De Mantel" van LLoyd C. Douglass, waarin de Romeinse legerofficier Marcellus, wanneer hij in het bezit van de mantel van Jezus komt, verandert in een vredelievend mens. Ik vond dat altijd wel een mooie paradox: een vredelievende oorlogsgod.
Later ontdekte ik dat Mars van origine eigenlijk de god van de lente was. De godheid die vooral aan het einde van de winter werd vereerd, wanneer de mensen moe begonnen te worden van de duisternis, van de koude, van de honger en de laatste voorraad vaak half bedorven voedsel, maar vooral van elkaars noodgedwongen gezelschap. Reikhalzend keken ze uit naar het voorjaar, wanneer de natuur weer tot leven kwam. Met de zon, de warmte, het verse voedsel ontstond ook de behoefte iets te doen met een steeds toenemende onrust. Men ging op oorlogspad. Alweer zo'n mooie paradox vond ik: god van lente en oorlog.
Misschien is het daarom, dat ik zo graag met paradoxen werk, in voorstellingen, trainingen, begeleiding, advisering, etc.
In de betekenis van Vurige, verwijst mijn naam ook naar vuur. Het element dat zowel dood als leven kan brengen. Je kunt er naar verlangen als je wegduikt voor de koude strengheid van de winter. Je kunt je eraan koesteren. Het biedt je de mogelijkheid een grotere variëteit aan voedsel eetbaar en genietbaar te maken. Met hetzelfde gemak is vuur echter ook de macht die alles zonder onderscheid kan vernietigen. Het enige wat er dan van je overblijft is een zielig hoopje as.
Ooit moet er ooit een mens hebben geleefd die als eerst ontdekte hoe je vuur kon gebruiken. Ik stel mij een mens voor, die de lange winterperiode diep weggedoken in een nauwelijks behaaglijk te noemen grot probeert door te komen door na te denken over de wonderlijke krachten der natuur en of je als mens die krachten ook zou kunnen gebruiken... voor een gerieflijker wooncomfort, bijvoorbeeld. Vuur! Vernietiging, maar ook warmte. Als hij zo tegen de lente de kunst van het vuur maken en onderhouden eindelijk heeft doorgrond, rent hij zijn grot uit om allemaal en iedereen over zijn ontdekking te vertellen. De vraag dan natuurlijk is hoe mensen die het gebruik van niet vuur nog niet kennen op deze openbaring zullen reageren.
Met een schuin oog naar de hedendaagse praktijk vermoed ik dat sommige groepen direct het voordeel van deze macht over het vuur inzien. Andere groepen vinden vuur veel te gevaarlijk en jagen onze ontdekker met stokslagen weg, voordat hij ook maar de kans krijgt uit te leggen wat voor moois je allemaal met vuur kan doen. Sommige groepen schrikken zo erg van de mogelijkheden dat zij in pure paniek proberen hem te vermoorden. Eén groep zal daar zeker in slagen.
Nu de kennis over vuur zich in de wereld kan verspreiden, maar de ontdekker van deze kennis niet meer onder ons is, zullen de verschillende groepen zich allen op hun eigen wijze cultureel ontwikkelen.
Na enige eeuwen blijkt de eerste groep een machtige priesterkaste voortgebracht te hebben, die met strakke hand de kennis over vuur voor zich houdt en er slechts exclusief gebruik van maakt.
Een tweede groep heeft de vuur-maak-gereedschappen, verheven tot voorwerpen van aanbidding.
Een derde groep buigt devoot voor een beeld, dat van onze vriend de ontdekker moet voorstellen.
Een vierde groep koestert de kennis over het vuur in mythen en legenden. Slechts zij die waarlijk konden luisteren, kunnen begrijpen. Sommigen geloven, sommigen ook niet.
Een vijfde andere groep blijkt de kunst van het vuur maken praktisch toe: om zich te verwarmen, om voedsel te koken en allerlei bruikbare dingen te maken.
Vervolgens stel ik mij voor, dat een reiziger van elders, waar mensen op hun geheel eigen wijze ook de kennis over vuur zich eigen hebben gemaakt, in dit deel van de wereld op bezoek komt en met lichtelijke verbazing ziet hoe al deze groepen zich hebben ontwikkeld. Overtuigd van zijn eigen kennis en kunde, concludeert onze reiziger, dat in de basis de culturele en religieuze verschillen tussen de groepen allemaal terug zijn te voeren op de praktijk van maken, onderhouden en toepassen van vuur. Begaan en betrokken bij de groepen die hij onderweg tegenkomt, besluit hij hen van alle overbodige culturele ballast te bevrijden.
De eerste groep nodigt hem uit om de extatische ervaring van het priesterlijke vuur mee te beleven. Als hij na afloop aanbiedt de zelfde ervaring te herhalen zonder goddelijke tussenkomst, wordt hij beticht van godlastering. Met de grootste moeite weet hij zich het vege lijf te redden.
De tweede groep probeert hij ervan te overtuigen dat het aanbidden van heilige vuurmakende voorwerpen de creativiteit en innovatie ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden van vuur in de weg staan. Het is de aanwezigen dan wel duidelijk dat deze reiziger uit een geheel andere cultuur komt, die niets van hen, hun geloof en hun gebruiken begrijpt of kan begrijpen. Er kan beter niet naar hem worden geluisterd. De reiziger gaat heen.
De derde groep toont hem trots een metershoog afgodsbeeld. Alleen zij die deze vuurgod aanbidden, zijn in staat het ware geheim te doorgronden. Slechts zeer weinigen is dat echter vergund. Als de reiziger daar tegenin brengt, dat volgens hem begrijpen mogelijk is voor iedereen, die wil begrijpen, maar niet voor hen die weigeren bepaalde praktische feiten onder ogen te zien, wordt hij door de priesters als ketter en ongewenste vreemdeling over de grens gezet.
De vierde groep overspoelt onze reiziger met prachtige verhalen. Het verhaal over het maken van vuur is waar, geeft hij terug. Sterker nog, hij is zelfs in staat te demonstreren hoe je dat in praktijk kunt brengen. Zal hij dat doen? Terstond breekt er grote verwarring uit. Sommigen willen de verhalen graag daar laten waar ze thuis horen: als een diepe spirituele weg naar binnen, zonder dat er een vertaling naar buiten, naar de dagelijkse praktijk, nodig is. Die is zelfs gevaarlijk. Anderen zeggen, dat ze uiteraard zeer wel weten dat mythen en legende niet waar zijn. Zij verdenken onze reiziger er echter van, dat hij nieuwe verhalen probeert te introduceren om voor zichzelf een belangrijke plek in de samenleving te verwerven. Weer anderen beschouwen de verhalen als bron voor de waarden, de normen, de rituelen en de gebruiken van hun cultuur. Kom je aan de verhalen, dan kom je aan hun identiteit. Nieuwe verhalen zijn niet gewenst. Naar alle waarschijnlijkheid zijn er in deze groep ook nog wel meer meningen. Onverrichterzake trekt onze reiziger verder.
Als hij de vijfde groep tegenkomt, zegt hij niets. Hij warmt zich slechts aan hun vuur en besluit zich onder hen te vestigen tot na de winter. Bij het begin van de lente wordt zijn bloed weer onrustig en drijft hem voort tot voorbij de horizon.
Nu ik het verhaal af heb, denk ik dat dit verhaal ook de paradoxen van het lerend niet-leren en van lesgevend en niet-lesgeven beschrijft. Kortom, storytelling as a teaching tool! Wat is het antwoord van u als lezer op deze paradox? Reacties van harte welkom.
Vrij naar een dervish verhaal
Marcel van der Pol
www.KERIDWEN.nl
Later ontdekte ik dat Mars van origine eigenlijk de god van de lente was. De godheid die vooral aan het einde van de winter werd vereerd, wanneer de mensen moe begonnen te worden van de duisternis, van de koude, van de honger en de laatste voorraad vaak half bedorven voedsel, maar vooral van elkaars noodgedwongen gezelschap. Reikhalzend keken ze uit naar het voorjaar, wanneer de natuur weer tot leven kwam. Met de zon, de warmte, het verse voedsel ontstond ook de behoefte iets te doen met een steeds toenemende onrust. Men ging op oorlogspad. Alweer zo'n mooie paradox vond ik: god van lente en oorlog.
Misschien is het daarom, dat ik zo graag met paradoxen werk, in voorstellingen, trainingen, begeleiding, advisering, etc.
In de betekenis van Vurige, verwijst mijn naam ook naar vuur. Het element dat zowel dood als leven kan brengen. Je kunt er naar verlangen als je wegduikt voor de koude strengheid van de winter. Je kunt je eraan koesteren. Het biedt je de mogelijkheid een grotere variëteit aan voedsel eetbaar en genietbaar te maken. Met hetzelfde gemak is vuur echter ook de macht die alles zonder onderscheid kan vernietigen. Het enige wat er dan van je overblijft is een zielig hoopje as.
Ooit moet er ooit een mens hebben geleefd die als eerst ontdekte hoe je vuur kon gebruiken. Ik stel mij een mens voor, die de lange winterperiode diep weggedoken in een nauwelijks behaaglijk te noemen grot probeert door te komen door na te denken over de wonderlijke krachten der natuur en of je als mens die krachten ook zou kunnen gebruiken... voor een gerieflijker wooncomfort, bijvoorbeeld. Vuur! Vernietiging, maar ook warmte. Als hij zo tegen de lente de kunst van het vuur maken en onderhouden eindelijk heeft doorgrond, rent hij zijn grot uit om allemaal en iedereen over zijn ontdekking te vertellen. De vraag dan natuurlijk is hoe mensen die het gebruik van niet vuur nog niet kennen op deze openbaring zullen reageren.
Met een schuin oog naar de hedendaagse praktijk vermoed ik dat sommige groepen direct het voordeel van deze macht over het vuur inzien. Andere groepen vinden vuur veel te gevaarlijk en jagen onze ontdekker met stokslagen weg, voordat hij ook maar de kans krijgt uit te leggen wat voor moois je allemaal met vuur kan doen. Sommige groepen schrikken zo erg van de mogelijkheden dat zij in pure paniek proberen hem te vermoorden. Eén groep zal daar zeker in slagen.
Nu de kennis over vuur zich in de wereld kan verspreiden, maar de ontdekker van deze kennis niet meer onder ons is, zullen de verschillende groepen zich allen op hun eigen wijze cultureel ontwikkelen.
Na enige eeuwen blijkt de eerste groep een machtige priesterkaste voortgebracht te hebben, die met strakke hand de kennis over vuur voor zich houdt en er slechts exclusief gebruik van maakt.
Een tweede groep heeft de vuur-maak-gereedschappen, verheven tot voorwerpen van aanbidding.
Een derde groep buigt devoot voor een beeld, dat van onze vriend de ontdekker moet voorstellen.
Een vierde groep koestert de kennis over het vuur in mythen en legenden. Slechts zij die waarlijk konden luisteren, kunnen begrijpen. Sommigen geloven, sommigen ook niet.
Een vijfde andere groep blijkt de kunst van het vuur maken praktisch toe: om zich te verwarmen, om voedsel te koken en allerlei bruikbare dingen te maken.
Vervolgens stel ik mij voor, dat een reiziger van elders, waar mensen op hun geheel eigen wijze ook de kennis over vuur zich eigen hebben gemaakt, in dit deel van de wereld op bezoek komt en met lichtelijke verbazing ziet hoe al deze groepen zich hebben ontwikkeld. Overtuigd van zijn eigen kennis en kunde, concludeert onze reiziger, dat in de basis de culturele en religieuze verschillen tussen de groepen allemaal terug zijn te voeren op de praktijk van maken, onderhouden en toepassen van vuur. Begaan en betrokken bij de groepen die hij onderweg tegenkomt, besluit hij hen van alle overbodige culturele ballast te bevrijden.
De eerste groep nodigt hem uit om de extatische ervaring van het priesterlijke vuur mee te beleven. Als hij na afloop aanbiedt de zelfde ervaring te herhalen zonder goddelijke tussenkomst, wordt hij beticht van godlastering. Met de grootste moeite weet hij zich het vege lijf te redden.
De tweede groep probeert hij ervan te overtuigen dat het aanbidden van heilige vuurmakende voorwerpen de creativiteit en innovatie ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden van vuur in de weg staan. Het is de aanwezigen dan wel duidelijk dat deze reiziger uit een geheel andere cultuur komt, die niets van hen, hun geloof en hun gebruiken begrijpt of kan begrijpen. Er kan beter niet naar hem worden geluisterd. De reiziger gaat heen.
De derde groep toont hem trots een metershoog afgodsbeeld. Alleen zij die deze vuurgod aanbidden, zijn in staat het ware geheim te doorgronden. Slechts zeer weinigen is dat echter vergund. Als de reiziger daar tegenin brengt, dat volgens hem begrijpen mogelijk is voor iedereen, die wil begrijpen, maar niet voor hen die weigeren bepaalde praktische feiten onder ogen te zien, wordt hij door de priesters als ketter en ongewenste vreemdeling over de grens gezet.
De vierde groep overspoelt onze reiziger met prachtige verhalen. Het verhaal over het maken van vuur is waar, geeft hij terug. Sterker nog, hij is zelfs in staat te demonstreren hoe je dat in praktijk kunt brengen. Zal hij dat doen? Terstond breekt er grote verwarring uit. Sommigen willen de verhalen graag daar laten waar ze thuis horen: als een diepe spirituele weg naar binnen, zonder dat er een vertaling naar buiten, naar de dagelijkse praktijk, nodig is. Die is zelfs gevaarlijk. Anderen zeggen, dat ze uiteraard zeer wel weten dat mythen en legende niet waar zijn. Zij verdenken onze reiziger er echter van, dat hij nieuwe verhalen probeert te introduceren om voor zichzelf een belangrijke plek in de samenleving te verwerven. Weer anderen beschouwen de verhalen als bron voor de waarden, de normen, de rituelen en de gebruiken van hun cultuur. Kom je aan de verhalen, dan kom je aan hun identiteit. Nieuwe verhalen zijn niet gewenst. Naar alle waarschijnlijkheid zijn er in deze groep ook nog wel meer meningen. Onverrichterzake trekt onze reiziger verder.
Als hij de vijfde groep tegenkomt, zegt hij niets. Hij warmt zich slechts aan hun vuur en besluit zich onder hen te vestigen tot na de winter. Bij het begin van de lente wordt zijn bloed weer onrustig en drijft hem voort tot voorbij de horizon.
Nu ik het verhaal af heb, denk ik dat dit verhaal ook de paradoxen van het lerend niet-leren en van lesgevend en niet-lesgeven beschrijft. Kortom, storytelling as a teaching tool! Wat is het antwoord van u als lezer op deze paradox? Reacties van harte welkom.
Vrij naar een dervish verhaal
Marcel van der Pol
www.KERIDWEN.nl
zaterdag 2 maart 2013
De Mayaval
Begin maart 2013. Het is bijna lente. Er begint
in mij een fantasie te rijpen van een man die naar het schermpje van
zijn smartphone staart, zijn enige blik op de buitenwereld. De man is
geen 'social media'-verslaafde, die alleen nog maar via de virtuele
wereld zijn bestaan via 'likes', 'updates', 'connections' of 'friends'
bevestigd kan zien. Hij is een man die altijd met zijn beide voeten in
de klei heeft gestaan. Een harde werker. Iemand die steeds probeert de
goede dingen te doen en mooie plaats voor zich zelf en de zijnen in de
maatschappij te verwerven.
Ruim drie maanden geleden had hij, naar zijn eigen idee, nog zicht op zo'n plek, ondanks de economische crisis, ondanks het dramatisch gedaalde consumentenvertrouwen. Je zocht eigen weg en zou vanzelf ontdekken dat nieuwe wegen zichtbaar worden. Hoeveel crises heeft de wereld niet reeds gekend? Ik worstel en zal altijd wel weer boven komen, dacht hij steeds. Toen werd de eerste twijfel in zijn oor gefluisterd. Deze crisis is groter dan jij. Deze crisis is zelfs groter dan de maatschappij. We zijn op een keerpunt aangekomen. Wellicht een nieuw, eeuwig herhaald begin. Maar veranderen gaat het zeker! Wat hebben wij te leren?
Overtuigd van zijn eigen Hollandse nuchterheid schudde hij de twijfels van zich af. Gewoon doen wat je moet doen, een praktisch voorbeeld voor de wereld zijn, en 'alles sal reg kom'. Toen werden de waarschuwingen luider, niet alleen meer in zijn oren gebruld. Ze vulden de media, van journaal tot twitter. De ommekeer is aanstaande! Niets van wat vandaag als wetmatigheid bestond, zal morgen nog geldig zijn. Alles gaat over in een nieuwe constellatie. De aarde zal schudden. Samenlevingen zullen ineenstorten. De 'global village' zal uiteenspatten in afzonderlijke 'local universes'. Kijk maar om je heen! Geen mens is nog in staat de weg te zien.
Hij maakte zijn ogen los van zijn 'targets', de doelen die hij al die jaren zó helder voor zich had gezien. Hij voelde de wereldwijde onrust. Hij hoorde de verontrustende berichten. Hij zag de angst op de gezichten van de mensen, die tot de conclusie waren gekomen dat hun toekomst minder maakbaar was, dan ze hadden verwacht.
Toen begon hij langzaam rijp te worden voor de suggestie zich af te keren van de wereld, zich gedeisd te houden op een onbereikbare plek en de storm, die een kosmische omvang zou kunnen bereiken, over te laten waaien. Vooraf gegaan door hen die de wijsheid in pacht hadden, daalde hij af in een rampbestendige vluchtcontainer aan de voet van een berg. Met zijn laatste restje nuchterheid lachte hij de mogelijkheid van de redding van 'buitenaf' weg. Hij vond het een eer het luik achter zich te mogen sluiten. De zachte 'klik' boven zijn hoofd gaf hem een gevoel van zekerheid, van veiligheid en geborgenheid. Wat waren nou drie maanden op een mensenleven? Langer zou het vast niet duren.
Nu zit hij hier en staart naar het schermpje in zijn smartphone. De afbeelding op het scherm kom uit het geheugen. Beelden met de buitenwereld zijn er niet. Een rampbestendige vluchtcontainer kan voor alle zekerheid beter geen signalen door laten. Geen beelden. Geen berichten. Geen contact. Op zijn scherm ziet hij wat hij in december heeft achtergelaten en buitengesloten. Tot 21 maart. Nu nog een paar weken te gaan. Hij heeft geen flauw idee hoe het met de wereld buiten is gesteld. Totaal veranderd? Vernietigd? Verbeterd? Gelijk gebleven?
Dan komt het verlangen in volle hevigheid opzetten. De lente is nog zó ver weg! Hij wil weg uit deze benauwenis. Naar buiten! Om weer te ontdekken. Om te zwerven. Om risico's te nemen. Om met elke dwaalstap onbekende wegen te zien ontstaan. Uit het beeld op zijn smartphone put hij energie. Zó was het toen. Misschien nu nog steeds wel. Waarom nog wachten? Omdat de leer dat voorschrijft? Omdat de leider dat zegt? Wie is verantwoordelijk voor elke volgende stap? Hij kijkt op. Op nog geen vier meter voor hem ziet hij de toegang tot de luchtsluis en tot het luik in de hoogte. Hij had het voorrecht om als laatste het luik achter zich dicht te doen, dan kan hij toch ook weer als eerste het luik openen en een frisse wind toelaten? Als hij snel genoeg is...?
Hij spant zijn beenspieren en komt overeind. Blikken draaien in zijn richting. Bezigheden worden uitgesteld. Dan weet hij dat hij in de gaten wordt gehouden. Ze weten wat hij wil. Ogen kijken angstig. Zijn ze bang voor de consequenties voor wat hij van plan is te doen? Of zijn ze bang voor doorbreken van het gezamenlijke patroon, de gedeelde overtuiging? Zullen ze hem laten gaan, als hij naar voren en naar boven sprint?
Hij beweegt. Zij reageren.
2 maart 2013 en bijna lente. Zomaar een fantasie op een luie zaterdagmorgen. En toch heb ik het gevoel dat de fantasie ook een metafoor is.
Verhaal van de Maand voor Keridwen - door Marcel van der Pol
Ruim drie maanden geleden had hij, naar zijn eigen idee, nog zicht op zo'n plek, ondanks de economische crisis, ondanks het dramatisch gedaalde consumentenvertrouwen. Je zocht eigen weg en zou vanzelf ontdekken dat nieuwe wegen zichtbaar worden. Hoeveel crises heeft de wereld niet reeds gekend? Ik worstel en zal altijd wel weer boven komen, dacht hij steeds. Toen werd de eerste twijfel in zijn oor gefluisterd. Deze crisis is groter dan jij. Deze crisis is zelfs groter dan de maatschappij. We zijn op een keerpunt aangekomen. Wellicht een nieuw, eeuwig herhaald begin. Maar veranderen gaat het zeker! Wat hebben wij te leren?
Overtuigd van zijn eigen Hollandse nuchterheid schudde hij de twijfels van zich af. Gewoon doen wat je moet doen, een praktisch voorbeeld voor de wereld zijn, en 'alles sal reg kom'. Toen werden de waarschuwingen luider, niet alleen meer in zijn oren gebruld. Ze vulden de media, van journaal tot twitter. De ommekeer is aanstaande! Niets van wat vandaag als wetmatigheid bestond, zal morgen nog geldig zijn. Alles gaat over in een nieuwe constellatie. De aarde zal schudden. Samenlevingen zullen ineenstorten. De 'global village' zal uiteenspatten in afzonderlijke 'local universes'. Kijk maar om je heen! Geen mens is nog in staat de weg te zien.
Hij maakte zijn ogen los van zijn 'targets', de doelen die hij al die jaren zó helder voor zich had gezien. Hij voelde de wereldwijde onrust. Hij hoorde de verontrustende berichten. Hij zag de angst op de gezichten van de mensen, die tot de conclusie waren gekomen dat hun toekomst minder maakbaar was, dan ze hadden verwacht.
Toen begon hij langzaam rijp te worden voor de suggestie zich af te keren van de wereld, zich gedeisd te houden op een onbereikbare plek en de storm, die een kosmische omvang zou kunnen bereiken, over te laten waaien. Vooraf gegaan door hen die de wijsheid in pacht hadden, daalde hij af in een rampbestendige vluchtcontainer aan de voet van een berg. Met zijn laatste restje nuchterheid lachte hij de mogelijkheid van de redding van 'buitenaf' weg. Hij vond het een eer het luik achter zich te mogen sluiten. De zachte 'klik' boven zijn hoofd gaf hem een gevoel van zekerheid, van veiligheid en geborgenheid. Wat waren nou drie maanden op een mensenleven? Langer zou het vast niet duren.
Nu zit hij hier en staart naar het schermpje in zijn smartphone. De afbeelding op het scherm kom uit het geheugen. Beelden met de buitenwereld zijn er niet. Een rampbestendige vluchtcontainer kan voor alle zekerheid beter geen signalen door laten. Geen beelden. Geen berichten. Geen contact. Op zijn scherm ziet hij wat hij in december heeft achtergelaten en buitengesloten. Tot 21 maart. Nu nog een paar weken te gaan. Hij heeft geen flauw idee hoe het met de wereld buiten is gesteld. Totaal veranderd? Vernietigd? Verbeterd? Gelijk gebleven?
Dan komt het verlangen in volle hevigheid opzetten. De lente is nog zó ver weg! Hij wil weg uit deze benauwenis. Naar buiten! Om weer te ontdekken. Om te zwerven. Om risico's te nemen. Om met elke dwaalstap onbekende wegen te zien ontstaan. Uit het beeld op zijn smartphone put hij energie. Zó was het toen. Misschien nu nog steeds wel. Waarom nog wachten? Omdat de leer dat voorschrijft? Omdat de leider dat zegt? Wie is verantwoordelijk voor elke volgende stap? Hij kijkt op. Op nog geen vier meter voor hem ziet hij de toegang tot de luchtsluis en tot het luik in de hoogte. Hij had het voorrecht om als laatste het luik achter zich dicht te doen, dan kan hij toch ook weer als eerste het luik openen en een frisse wind toelaten? Als hij snel genoeg is...?
Hij spant zijn beenspieren en komt overeind. Blikken draaien in zijn richting. Bezigheden worden uitgesteld. Dan weet hij dat hij in de gaten wordt gehouden. Ze weten wat hij wil. Ogen kijken angstig. Zijn ze bang voor de consequenties voor wat hij van plan is te doen? Of zijn ze bang voor doorbreken van het gezamenlijke patroon, de gedeelde overtuiging? Zullen ze hem laten gaan, als hij naar voren en naar boven sprint?
Hij beweegt. Zij reageren.
2 maart 2013 en bijna lente. Zomaar een fantasie op een luie zaterdagmorgen. En toch heb ik het gevoel dat de fantasie ook een metafoor is.
Verhaal van de Maand voor Keridwen - door Marcel van der Pol
zondag 24 februari 2013
Emaille van Groningen (9)
Dave neemt eerst de tijd om nog eens rustig beide borrelglaasjes vol te schenken; zonder te morsen uiteraard. Hij kijkt haar aan. De pispot is uit het niets weer bovenop haar grijze lokken verschenen. Waarom is hij hier gekomen? Hij weet het niet meer. Diepe rimpels doorgroeven zijn voorhoofd. Waarom? Waarom!? Het laatste wat hij zich kan herinneren is de aanwakkerende wind, toen hij via de sluis het kanaal overstak. Wist hij toen al, dat hij bij Emaille op bezoek zou gaan? Om te halen wat hij nodig heeft? Wat heeft hij dan nodig? Hij weet het niet. Hij neemt nog een forse teug. Jammer, het glaasje is leeg. Hij haalt zijn schouders op en kijkt Emaille met een schuin hoofd aan. Inschenken?
Emaille kijkt nors terug. Ze neemt nog een aantal stevige trekken van haar duim en laat dan de vuist los. Demonstratief slaat ze beide handen tegen elkaar schoon. Fijn stof vlucht alle kanten op.
"Iedereen, die hier komt, komt hier omdat ze iets van Emaille nodig hebben. Iedereen!", herhaalt ze nogmaals met nadruk. "Ook jij. Houd je maar niet van de domme. Ik heb je spelletje al lang doorzien. Eerst lekker drinken... Nou mooi niet. Om te beginnen: wat wil je. Dan: dankbaarheid. Daarna zien we wel weer verder."
Dave staart naar zijn lege handen. Zo bruut is hij nog nooit van zijn drinken beroofd. Hij voelt de woede in zijn maag samenballen. Wie denkt ze wel, dat ze is! Staat hij daar rustig in z'n eentje te genieten van... Hij weet het weer. Met een ruk gaat hij staan.
"Ik weet exact wat ik wil: ik wil mijn tas terug; en wel direct! Zo'n mooie zwarte tas. Van jute. Met van die leren hengsels er aan. Weet je wel, hoe lang ik die heb! Weet je wel, wat er allemaal in die tas zit. Mijn halve leven. Dankzij jou ben ik dat kwijt. Kwijt, hoor je! Kwijt!"
Dat laatste schreeuwt hij uit. Zo kwaad is hij. Hij laat zich niet zo maar... als de eerste de beste... Hoe kwader Dave wordt, hoe meer Emaille zich ontspant. Als hij begint te schreeuwen, glimlacht ze.
"Toe maar, jongen. Goed zo, jongen. Laat je maar gaan", moedigt ze hem aan. "Ik houd hier wel van. Hier zit een verhaal in. Ga maar door."
Dave is nu helemaal op temperatuur gekomen. Met een witheet, van woede vertrokken gelaat herhaalt hij schreeuwend alleen nog maar: Kwijt! Kwijt! Kwijt!. Hij zet zijn standpunt kracht bij door bij elke ‘kwijt' krachtig op het televisietoestel te slaan. De glimlach van Emaille is net zo snel verdwenen als hij is opgekomen.
"Pas op! Mijn tv kapot slaan! Hoe kan ik nu kijken, hé. Een oude vrouw een beetje van haar blik op de wereld veroveren. Laat dat! En snel!"
Dave zakt uitgeput terug op zijn krukje. Schuldbewust controleert hij het televisietoestel.
"Sorry", bromt hij. "Hij is nog steeds kapot."
"Natuurlijk is-t-ie kapot.", sist Emaille. "Dat weet ik ook wel. Wat moet ik met een werkende tv in dit stomme hol! Heb een beetje respect."
Als twee kemphanen, die niet goed de sterkte van de tegenpartij kunnen inschatten, zitten ze nu tegenover elkaar. Met broeierige ogen staren beiden naar de vloer tussen hen in. Boven hen verliest langzaam maar zeker de storm zijn kracht. De muziek in de talloze lichtspleetjes verandert van volume, toon en kleur. Na een tijdje is vrijwel alleen nog de ademhaling van de beide mensen te horen. Ook deze komt tot rust.
Emaille kijkt nors terug. Ze neemt nog een aantal stevige trekken van haar duim en laat dan de vuist los. Demonstratief slaat ze beide handen tegen elkaar schoon. Fijn stof vlucht alle kanten op.
"Iedereen, die hier komt, komt hier omdat ze iets van Emaille nodig hebben. Iedereen!", herhaalt ze nogmaals met nadruk. "Ook jij. Houd je maar niet van de domme. Ik heb je spelletje al lang doorzien. Eerst lekker drinken... Nou mooi niet. Om te beginnen: wat wil je. Dan: dankbaarheid. Daarna zien we wel weer verder."
Dave staart naar zijn lege handen. Zo bruut is hij nog nooit van zijn drinken beroofd. Hij voelt de woede in zijn maag samenballen. Wie denkt ze wel, dat ze is! Staat hij daar rustig in z'n eentje te genieten van... Hij weet het weer. Met een ruk gaat hij staan.
"Ik weet exact wat ik wil: ik wil mijn tas terug; en wel direct! Zo'n mooie zwarte tas. Van jute. Met van die leren hengsels er aan. Weet je wel, hoe lang ik die heb! Weet je wel, wat er allemaal in die tas zit. Mijn halve leven. Dankzij jou ben ik dat kwijt. Kwijt, hoor je! Kwijt!"
Dat laatste schreeuwt hij uit. Zo kwaad is hij. Hij laat zich niet zo maar... als de eerste de beste... Hoe kwader Dave wordt, hoe meer Emaille zich ontspant. Als hij begint te schreeuwen, glimlacht ze.
"Toe maar, jongen. Goed zo, jongen. Laat je maar gaan", moedigt ze hem aan. "Ik houd hier wel van. Hier zit een verhaal in. Ga maar door."
Dave is nu helemaal op temperatuur gekomen. Met een witheet, van woede vertrokken gelaat herhaalt hij schreeuwend alleen nog maar: Kwijt! Kwijt! Kwijt!. Hij zet zijn standpunt kracht bij door bij elke ‘kwijt' krachtig op het televisietoestel te slaan. De glimlach van Emaille is net zo snel verdwenen als hij is opgekomen.
"Pas op! Mijn tv kapot slaan! Hoe kan ik nu kijken, hé. Een oude vrouw een beetje van haar blik op de wereld veroveren. Laat dat! En snel!"
Dave zakt uitgeput terug op zijn krukje. Schuldbewust controleert hij het televisietoestel.
"Sorry", bromt hij. "Hij is nog steeds kapot."
"Natuurlijk is-t-ie kapot.", sist Emaille. "Dat weet ik ook wel. Wat moet ik met een werkende tv in dit stomme hol! Heb een beetje respect."
Als twee kemphanen, die niet goed de sterkte van de tegenpartij kunnen inschatten, zitten ze nu tegenover elkaar. Met broeierige ogen staren beiden naar de vloer tussen hen in. Boven hen verliest langzaam maar zeker de storm zijn kracht. De muziek in de talloze lichtspleetjes verandert van volume, toon en kleur. Na een tijdje is vrijwel alleen nog de ademhaling van de beide mensen te horen. Ook deze komt tot rust.
Sitube de Paradijsvogel
Sitube de Paradijsvogel. Dit is een van mijn eerste solo verteltheatervoorstellingen.
Ik werkte in die tijd nog voor de politie, om in Drenthe de milieupolitie op te zetten.
Vanwege dit contrast (politie vs. theater) maakte RTV Drenthe tweemaal een portret.
Een keer een impressie van een voorstelling - dat werd het verhaal " Sitube de Paradijsvogel" inclusief de voorbereidingen in het theater, deel van een voorstelling met een serie verhalen.
Een andere keer, vijf jaar later, om te kijken wat er van het contrast was geworden....
Hier uit de eerste bijdrage van RTV Drenthe:
Ik werkte in die tijd nog voor de politie, om in Drenthe de milieupolitie op te zetten.
Vanwege dit contrast (politie vs. theater) maakte RTV Drenthe tweemaal een portret.
Een keer een impressie van een voorstelling - dat werd het verhaal " Sitube de Paradijsvogel" inclusief de voorbereidingen in het theater, deel van een voorstelling met een serie verhalen.
Een andere keer, vijf jaar later, om te kijken wat er van het contrast was geworden....
Hier uit de eerste bijdrage van RTV Drenthe:
Mijn Lijn 5: Reiziger en Chauffeur
Mijn Lijn 5: een voorstelling gemaakt voor een busbedrijf.
Twee keer heb ik hetzelfde verhaal gespeeld.
1 keer als reiziger. 1 keer als chauffeur.
Goed zichtbaar voor het publiek ben ik veranderd van reiziger in chauffeur.
Om te tonen wat het verschil in perspectief en beleving zou zijn.
In die zin een volwaardige De dans van de held - voorstelling
Twee keer heb ik hetzelfde verhaal gespeeld.
1 keer als reiziger. 1 keer als chauffeur.
Goed zichtbaar voor het publiek ben ik veranderd van reiziger in chauffeur.
Om te tonen wat het verschil in perspectief en beleving zou zijn.
In die zin een volwaardige De dans van de held - voorstelling
Is hier de overkant? (1ste try out)
Is hier de overkant?
Tryout voor de eerste versie van deze voorstelling naar mijn eigen novelle.
Inmiddels is de voorstelling behoorlijk veranderd. Binnenkort ook te zien via deze blog.
Is hier de overkant? (trailer) from Keridwen on Vimeo.I
Tryout voor de eerste versie van deze voorstelling naar mijn eigen novelle.
Inmiddels is de voorstelling behoorlijk veranderd. Binnenkort ook te zien via deze blog.
Is hier de overkant? (trailer) from Keridwen on Vimeo.I
Overzicht feuilletons
De Patriarch
De geschiedenis van een BOV-man (in de jaren 80 van de vorige eeuw)
Emaille van Groningen
Een verhaal over twee bijzondere mensen, die elk een unieke visie op de werkelijkheid hebben.
The Story of the Sand
A stream, from its source in far-off mountains, passing through every kind and description of countryside, at last reached the sands of the desert. Just as it had crossed every other barrier, the stream tried to cross this one, but it found that as fast as it ran into the sand, its waters disappeared. It was convinced, however, that its destiny was to cross this desert, and yet there was no way. Now a hidden voice, coming from the desert itself, whispered:
"The wind crosses the desert, and so can the stream."
The stream objected that it was dashing itself against the sand, and only getting absorbed; that the wind could
fly, and this was why it could cross a desert.
"By hurtling in your own accustomed way you cannot get across. You will either disappear or become a
marsh. You must allow the wind to carry you over, to your destination."
But how could this happen?
"By allowing yourself to be absorbed in the wind."
This idea was not acceptable to the stream. After all, it had never been absorbed before. It did not want to lose its individuality. And, once having lost it, how was one to know that it could ever be regained?
"The wind," said the sand, "performs this function. It takes up water, carries it over the desert, and then lets it fall again. Falling as rain, the water again becomes a river."
"How can I know that this is true?"
"It is so, and if you do not believe it, you cannot become more than a quagmire, and even that could take
many, many years; and it certainly is not the same as a stream."
"But can I not remain the same stream that I am today?"
"You cannot in either case remain so," the whisper said. "Your essential part is carried away and forms a stream again. You are called what you are even today because you do not know which part of
you is the essential one."
When he heard this, certain echoes began to arise in the thoughts of the stream. Dimly, he remembered a state in which he--or some part of him, was it?--had been held in the arms of a wind. He also remembered--or did he?--that this was the real thing, not necessarily the obvious thing, to do.
And the stream raised his vapour into the welcoming arms of the wind, which gently and easily bore it upwards and along, letting it fall softly as soon as they reached the roof of a mountain, many, many miles away. And because he had had his doubts, the stream was able to remember and record more
strongly in his mind the details of the experience.
He reflected, "Yes, now I have learned my true identity."
The stream was learning.
But the sands whispered: "We know, because we see it happen day after day, and because we, the sands, extend from the riverside all the way to the mountain."
And that is why it is said that the way in which the Stream of Life is to continue on its journey is written in the Sands.
based on a Sufi story
Back to overview English Stories
dinsdag 19 februari 2013
De Patriarch (7)
“Zo, Kroeger. Goed U weer eens te ontmoeten. Wanneer kan ik het produkt Uwer inspanningen verwachten? Goed. U bent nog niet gereed. Tja. Dat is minder aangenaam.
Wat hoor ik nu? Wordt u binnenkort vader? Ja, dan zult u wel andere zaken aan uw hoofd hebben, denk ik. Wanneer…?”
Gaston mompelde:: “Binnenkort, professor. Goedemiddag, heren. Hoop u snel weer te ontmoeten. Een kop koffie. Borrel. Toilet. Afspraak. Moet gaan!” En weg was hij. De beide weledelzeergeleerde heren besloten toen maar gezamenlijk hun koffie te nuttigen en te bespreken hoe raar soms een dubbeltje rollen kan. Buiten ademde Gaston diep de voorjaarslucht in en trachtte zijn bonzend hart tot bedaren te brengen. Stom hier te komen. Hij kon de eerst komende maanden beter zijn gezicht hier niet meer in de buurt laten zien.
Gaston nam de trein van 12.17 uur naar G. Soezend in het zonlicht probeerde hij te analyseren, waarom hij naar de faculteit was gegaan en zich die stomme opmerking over zijn toekomstig vaderschap had laten ontvallen. Het leek hem gemakkelijker zijn aandacht te richten op het directe verleden dan op de nabije toekomst. Hoewel hij niet verder kwam dan een groot aantal sigarettenpeukjes en wat vage pseudopsychologische verklaringen kwam hij toch op redelijk aangename wijze de reistijd door.
Toen hij echter rond 13.05 uur uit de trein stapte drong echter de importantie van zijn missie weer in haar volle omvang tot hem door. Hij voelde hoe een ijskoude steen in zijn maag vorm kreeg. Sigarettenrook maakte hem opeens misselijk. Zijn adem zou wel stinken. Weg met die kankerstok! Zijn schone kleding zou nu ook wel een beetje muf ruiken. Geërgerd trok hij zijn schouders op. Hij wilde fris geurend aan de samenkomst deelnemen. De enige oplossing was wat mondspray bij een drogist te kopen. Zou ze willen, dat hij haar kuste….tijdens… In dat geval helemaal….
Hoe zou het gaan? In gedachten repeteerde hij de volgorde van de vereiste handelingen. Nog nooit had hij met een vrouw geslapen, of zelfs in één bed gelegen. Ach, waarschijnlijk was zij net zo nerveus als hij. Als lesbienne zou zij vast ook wel weinig tot geen ervaring hebben met het andere geslacht.
Rustig wandelend wist hij in drie kwartier de afstand tussen het station, de drogist en het huis van Nora en Vivian af te leggen, achter het station in een nieuwe wijk. Even voor tweeën stond Gaston voor de deur. Een leuk eensgezinswoninkje in een rijtje. Een klein tuintje ervoor, waar de bewoonsters groente in verbouwden. Een blik door het grote raam, rechts van de voordeur leverde niets op. Grote, groene planten verhinderden hem naar binnen te kijken.. De secondewijzer op zijn horloge passeerde de twaalf. Een paar maal zoog Gaston met kracht de lucht tussen zijn tanden door naar binnen, om de mondspray een handje te helpen.
Toen belde hij aan en wachtte. Zijn hart bonsde. Vivian deed open, gekleed in een oosters aandoende, effen paarse jurk.
Terug naar De Patriarch: inhoudsopgave
Emaille van Groningen (8)
Naarstig zoeken Dave's ogen de enorme hoeveelheid spullen af. Van alles heeft hij gezien: van gebroken uitlaten tot gebreide armbanden, van namaak-fruit tot bedeltjes, letterbakken, zelfs stofzuigers, twaalf Afrikaanse trommels en vier autobanden. Nergens glas- of aardewerk dat kan dienen om uit te drinken. Behalve balancerend op een torentje aan rood metalen theepotten staat een drinkbeker, wit met een blauw randje. Op een paar plekken komt de roest er doorheen. Behoefte aan een stevige borrel en zeer realistische associatie strijden in zijn hoofd om de voorrang. De dorst lijkt te winnen. Emaille jut hem op.
"Kom op kerel. Pak nou die borrelglaasjes, dan kan ik tenminste weer zeggen dat ik een echte gastvrouw ben. Twee is genoeg. Hé, wat doe je... Hier blijven! Ik ga niet aan de zuip uit zo'n vieze mok. Waarvoor zie je mij aan? Híer staan ze!" Ze gebaart driftig naar de lage rooktafel voor haar. "Nee, dáár! Kijk dan ook uit je doppen! Áchter die plaat. Nee! Ja! Daar! Hé-hé. En nu inschenken."
In de televisie, verborgen achter de achterplaat vindt Dave een hele uitzet aan drinkgerei. Hij pakt twee donkerbruine stenen borrelglaasjes te voorschijn. Hij schenkt ze tot de rand toe vol en biedt de oude vrouw eentje aan. Proost! Salut! Tsjoch! Skal! Lechajim! Ad fundum! Gezondheid! Grijnzen wensen ze elkaar al het beste toe en slaan de kleurloze drank in een keer achterover. Sterk spul! De tranen schieten Dave in de ogen. Emaille volgt zijn blik. Verontwaardigd zuigt ze aan haar rechter duim.
"Natuurlijk doet die tv het niet. Ik zei toch al dat ik geen elektriciteit heb. Ik ben niet gék, of zo! Ik doe alleen maar alsóf ik tv kijk. Zo breng ik ze op een dwaalspoor: heeft ze nu wel of nu niet gas en elektra. We hadden gedacht van niet. Maar ja, als de tv het doet. Dan is het haar toch gelukt. Hoe krijgt ze toch steeds weer alles voor elkaar? Enne... als dat haar is gelukt, dan heeft ze misschien ook wel allerlei speeltjes om zichzelf te beschermen. Pas op, die oude dame is nog half zo dwaas niet als ze er op het eerste gezicht eruit ziet. Snap je, zo lijk ik sterker dan ik feitelijk ben!"
Dwingend steekt ze haar lege glaasje uit. Gehoorzaam schenkt Dave in. Zwijgend drinken ze. Elke tweede borrel moet je de tijd geven. Rustig drinken. Kleine slokjes. Langzaam genieten. Niet te veel zeggen. Laat het brandende, verwarmende vocht rondgaan op je tong, aan weerszijden van je gebit, langs je gehemelte, door je slokdarm naar beneden. Je maag, je darmen, je bloed, ze zijn er dan helemaal klaar voor om te ontvangen. Als je het zo doet, word je nooit een alcoholist; hoe veel je ook drinkt. Dave weet het zeker. Hij is al jaren het levende bewijs.
Na de vierde borrel heeft Emaille weer aandacht voor Dave. Haar grijsblauwe ogen met in elk zo'n intens bruin vlekje kijken hem strak aan.
"Zo!", zegt ze. "En nu jij. Wat kan ik voor je doen."
Dave haalt zijn schouders op. Met een paar borrels in zijn lijf en veilig voor de bulderende storm boven zijn hoofd is hij best tevreden zo.
"Kom op, jongen. Je mag best vrijuit praten. Iedereen die hier komt, wil iets van Emaille. Dat is goed, dat is best. Emaille heeft ook veel om te geven. Het is allemaal akkoord. Emaille wil best geven wat je nodig hebt. Wees er alleen zuinig mee. En wees een beetje dankbaar. Dankbaarheid is het voedsel voor Emaille's ziel. Zeg op, waarom ben je gekomen?"
Terug naar Emaille van Groningen: inhoudsopgave
"Kom op kerel. Pak nou die borrelglaasjes, dan kan ik tenminste weer zeggen dat ik een echte gastvrouw ben. Twee is genoeg. Hé, wat doe je... Hier blijven! Ik ga niet aan de zuip uit zo'n vieze mok. Waarvoor zie je mij aan? Híer staan ze!" Ze gebaart driftig naar de lage rooktafel voor haar. "Nee, dáár! Kijk dan ook uit je doppen! Áchter die plaat. Nee! Ja! Daar! Hé-hé. En nu inschenken."
In de televisie, verborgen achter de achterplaat vindt Dave een hele uitzet aan drinkgerei. Hij pakt twee donkerbruine stenen borrelglaasjes te voorschijn. Hij schenkt ze tot de rand toe vol en biedt de oude vrouw eentje aan. Proost! Salut! Tsjoch! Skal! Lechajim! Ad fundum! Gezondheid! Grijnzen wensen ze elkaar al het beste toe en slaan de kleurloze drank in een keer achterover. Sterk spul! De tranen schieten Dave in de ogen. Emaille volgt zijn blik. Verontwaardigd zuigt ze aan haar rechter duim.
"Natuurlijk doet die tv het niet. Ik zei toch al dat ik geen elektriciteit heb. Ik ben niet gék, of zo! Ik doe alleen maar alsóf ik tv kijk. Zo breng ik ze op een dwaalspoor: heeft ze nu wel of nu niet gas en elektra. We hadden gedacht van niet. Maar ja, als de tv het doet. Dan is het haar toch gelukt. Hoe krijgt ze toch steeds weer alles voor elkaar? Enne... als dat haar is gelukt, dan heeft ze misschien ook wel allerlei speeltjes om zichzelf te beschermen. Pas op, die oude dame is nog half zo dwaas niet als ze er op het eerste gezicht eruit ziet. Snap je, zo lijk ik sterker dan ik feitelijk ben!"
Dwingend steekt ze haar lege glaasje uit. Gehoorzaam schenkt Dave in. Zwijgend drinken ze. Elke tweede borrel moet je de tijd geven. Rustig drinken. Kleine slokjes. Langzaam genieten. Niet te veel zeggen. Laat het brandende, verwarmende vocht rondgaan op je tong, aan weerszijden van je gebit, langs je gehemelte, door je slokdarm naar beneden. Je maag, je darmen, je bloed, ze zijn er dan helemaal klaar voor om te ontvangen. Als je het zo doet, word je nooit een alcoholist; hoe veel je ook drinkt. Dave weet het zeker. Hij is al jaren het levende bewijs.
Na de vierde borrel heeft Emaille weer aandacht voor Dave. Haar grijsblauwe ogen met in elk zo'n intens bruin vlekje kijken hem strak aan.
"Zo!", zegt ze. "En nu jij. Wat kan ik voor je doen."
Dave haalt zijn schouders op. Met een paar borrels in zijn lijf en veilig voor de bulderende storm boven zijn hoofd is hij best tevreden zo.
"Kom op, jongen. Je mag best vrijuit praten. Iedereen die hier komt, wil iets van Emaille. Dat is goed, dat is best. Emaille heeft ook veel om te geven. Het is allemaal akkoord. Emaille wil best geven wat je nodig hebt. Wees er alleen zuinig mee. En wees een beetje dankbaar. Dankbaarheid is het voedsel voor Emaille's ziel. Zeg op, waarom ben je gekomen?"
Terug naar Emaille van Groningen: inhoudsopgave
Nachtburgemeester (verkorte versie)
Bijdrage aan Opiumverhalenwedstrijd
2013: Zwarte bladzijden, Gouden randen
Kortverhaal:
Nachtburgemeester: totaal 498 woorden
Nachtburgemeester
Berend zweet overvloedig. Uitkijkend over de
winterse stad twijfelt hij of klimaatveranderingen tot de bestuurlijke
competentie behoren. Of iets daaroe
behoort, maakt het leven zo'n stuk gemakkelijker: of je neemt maatregelen of je
doet niets. Berend voelt zich oprecht dankbaar dat dienstbaar is aan een
maakbare samenleving. Wanneer hij zo over de stad uitkikkt dan voelt het net
alsof de stad voor een deel ook zijn
schepping is.
Zijn blik wordt
getrokken door een eenzame figuur. Alleen een grijs sikje is te zien, een
strakke mond en de zweem van een snor.
Hij is weer keurig op tijd. Elke keer vlak voord de schemering komt hij langs en kijkt dan steevast omhoog naar een onzichtbare Berend.
Aan de overzijde klapt
de man een stoel uit en gaat zitten. Zijn kin rust op zijn handen. Dat is het
enige wat hij doet. Elke avond. Een
stille actievoerder? Hoe lang zit hij daar al? Berend fronst de
wenkbrauwen. Nu hij er over nadenkt,
sinds de dagen weigeren kouder te worden, ziet hij de man dagelijks
verschijnen.Opeens heeft hij er
schoon genoeg van. Met twee treden tegelijk rent hij de trap af. Verbaasde hoofden kijken
vanuitt diverse deuropeningen.
Voor het eerst loopt Berend niet direct richting Gouverneursplein, maar steekt de straat over. De
hogehoed van de oudere man raakt de muur achter hem. Zijn lichtgrijze ogen
staan nieuwsgierig. Beernd Mostert staat recht voor hem en zwijgt.
"Koud?"
vraagt de oudere man vriendelijk.
Zie je wel denkt! denkt
Berend. Een klimaatactivist. Had ik toch gelijk.
Omstandig zoekend
kijkt hij om zich heen naar een plek om te zitten of
tegen aan te leunen. Voor het eerst sinds jaren heeft hij het gevoel dat hij
geen woorden kan vindenn. Hij probeert te zien, wat de oudere man ziet. Waar de
blik van de ander heengaat, probeert hij met de zijne te volgen. Berend voelt
zich waarnemer van een vertrouwde beeld van een doordeweekse winteravond in
Granendam. Hij kan niet langer een glimlach onderdrukken. Zo kent hij deze
stad. Dit is zìjn stad. Alleen de man tegenover hem is een raadsel.
“Wie bent u? Wat doet u
hier elke avond buiten op die stoel?”
“Kijken”, is het
antwoord. “Kijken èn zien”, voegt hij bedachtzaam knikkend er aan toe. “Jullie
daarbinnen zien niet zo veel. Jullie weten nog niet de helft van wat er hier
buiten gaande is.”
“Wat dan!?”, reageert
Berend geïrriteerd.
“Kijk zelf maar.”
De oude man komt rustig
overeind en biedt Berend zijn stoel. Dan
draait hij zich om en loopt langzaam in de richting van het Gouverneursplein.
“Als ik u was, zou ik
gewoon eens een tijdje blijven zitten. Verrassend wat je dan niet allemaal over
je eigen stad ontdekt, als je een aantal nachten hier doorbrengt . Bijzonder.
Heel bijzonder. Leerzaam zou ik het willen noemen. Voor elke stadsbestuurder
aan te raden. Biedt echt een geheel
ander perspectief. Heel verhelderend.”
Abonneren op:
Posts (Atom)