zaterdag 2 maart 2013

De Mayaval

Begin maart 2013. Het is bijna lente. Er begint in mij een fantasie te rijpen van een man die naar het schermpje van zijn smartphone staart, zijn enige blik op de buitenwereld. De man is geen 'social media'-verslaafde, die alleen nog maar via de virtuele wereld zijn bestaan via 'likes', 'updates', 'connections' of 'friends' bevestigd kan zien. Hij is een man die altijd met zijn beide voeten in de klei heeft gestaan. Een harde werker. Iemand die steeds probeert de goede dingen te doen en mooie plaats voor zich zelf en de zijnen in de maatschappij te verwerven.

Ruim drie maanden geleden had hij, naar zijn eigen idee, nog zicht op zo'n plek, ondanks de economische crisis, ondanks het dramatisch gedaalde consumentenvertrouwen. Je zocht eigen weg en zou vanzelf ontdekken dat nieuwe wegen zichtbaar worden. Hoeveel crises heeft de wereld niet reeds gekend? Ik worstel en zal altijd wel weer boven komen, dacht hij steeds. Toen werd de eerste twijfel in zijn oor gefluisterd. Deze crisis is groter dan jij. Deze crisis is zelfs groter dan de maatschappij. We zijn op een keerpunt aangekomen. Wellicht een nieuw, eeuwig herhaald begin. Maar veranderen gaat het zeker! Wat hebben wij te leren?

Overtuigd van zijn eigen Hollandse nuchterheid schudde hij de twijfels van zich af. Gewoon doen wat je moet doen, een praktisch voorbeeld voor de wereld zijn, en 'alles sal reg kom'. Toen werden de waarschuwingen luider, niet alleen meer in zijn oren gebruld. Ze vulden de media, van journaal tot twitter. De ommekeer is aanstaande! Niets van wat vandaag als wetmatigheid bestond, zal morgen nog geldig zijn. Alles gaat over in een nieuwe constellatie. De aarde zal schudden. Samenlevingen zullen ineenstorten. De 'global village' zal uiteenspatten in afzonderlijke 'local universes'. Kijk maar om je heen! Geen mens is nog in staat de weg te zien.

Hij maakte zijn ogen los van zijn 'targets', de doelen die hij al die jaren zó helder voor zich had gezien. Hij voelde de wereldwijde onrust. Hij hoorde de verontrustende berichten. Hij zag de angst op de gezichten van de mensen, die tot de conclusie waren gekomen dat hun toekomst minder maakbaar was, dan ze hadden verwacht.
Toen begon hij langzaam rijp te worden voor de suggestie zich af te keren van de wereld, zich gedeisd te houden op een onbereikbare plek en de storm, die een kosmische omvang zou kunnen bereiken, over te laten waaien. Vooraf gegaan door hen die de wijsheid in pacht hadden, daalde hij af in een rampbestendige vluchtcontainer aan de voet van een berg. Met zijn laatste restje nuchterheid lachte hij de mogelijkheid van de redding van 'buitenaf' weg. Hij vond het een eer het luik achter zich te mogen sluiten. De zachte 'klik' boven zijn hoofd gaf hem een gevoel van zekerheid, van veiligheid en geborgenheid. Wat waren nou drie maanden op een mensenleven? Langer zou het vast niet duren.

Nu zit hij hier en staart naar het schermpje in zijn smartphone. De afbeelding op het scherm kom uit het geheugen. Beelden met de buitenwereld zijn er niet. Een rampbestendige vluchtcontainer kan voor alle zekerheid beter geen signalen door laten. Geen beelden. Geen berichten. Geen contact. Op zijn scherm ziet hij wat hij in december heeft achtergelaten en buitengesloten. Tot 21 maart. Nu nog een paar weken te gaan. Hij heeft geen flauw idee hoe het met de wereld buiten is gesteld. Totaal veranderd? Vernietigd? Verbeterd? Gelijk gebleven?

Dan komt het verlangen in volle hevigheid opzetten. De lente is nog zó ver weg! Hij wil weg uit deze benauwenis. Naar buiten! Om weer te ontdekken. Om te zwerven. Om risico's te nemen. Om met elke dwaalstap onbekende wegen te zien ontstaan. Uit het beeld op zijn smartphone put hij energie. Zó was het toen. Misschien nu nog steeds wel. Waarom nog wachten? Omdat de leer dat voorschrijft? Omdat de leider dat zegt? Wie is verantwoordelijk voor elke volgende stap? Hij kijkt op. Op nog geen vier meter voor hem ziet hij de toegang tot de luchtsluis en tot het luik in de hoogte. Hij had het voorrecht om als laatste het luik achter zich dicht te doen, dan kan hij toch ook weer als eerste het luik openen en een frisse wind toelaten? Als hij snel genoeg is...?

Hij spant zijn beenspieren en komt overeind. Blikken draaien in zijn richting. Bezigheden worden uitgesteld. Dan weet hij dat hij in de gaten wordt gehouden. Ze weten wat hij wil. Ogen kijken angstig. Zijn ze bang voor de consequenties voor wat hij van plan is te doen? Of zijn ze bang voor doorbreken van het gezamenlijke patroon, de gedeelde overtuiging? Zullen ze hem laten gaan, als hij naar voren en naar boven sprint?

Hij beweegt. Zij reageren.

2 maart 2013 en bijna lente. Zomaar een fantasie op een luie zaterdagmorgen. En toch heb ik het gevoel dat de fantasie ook een metafoor is.


Verhaal van de Maand voor Keridwen - door Marcel van der Pol