maandag 16 november 2015

Over oude en nieuwe wortels


Ze zagen hem zitten op een verwarmd terras achter een bescheiden kopje cappuccino. In één oogopslag zagen zij dat hij waarschijnlijk de uitgelezen kandidaat was om hun moeizaam verlopen campagnedag goed te maken. Naar goed plaatselijk gebruik vroegen ze hem beleefd of de lege stoelen aan zijn tafeltje vrij waren en of het goed was als ze bij hem kwamen zitten. Hij knikte en zij bestelden twee koppen koffie (één zwart en één met melk en veel suiker).

Toen ze hem naar zijn identiteit vroegen, toonde hij vrijmoedig zijn glanzende identiteitspapieren en begon enthousiast te vertellen over de familie waaruit hij voortkwam en de omgeving waarin hij leefde. Zijn beide tafelgenoten luisterden beleefd en glimlachten bemoedigend op de juiste momenten.
"Dank u wel", zeiden ze. "Een boeiend verhaal. Ook u willen wij graag vertegenwoordigen in openbaar bestuur en parlement. Herkent u zich al in ónze identiteit?

Hij leegde bedachtzaam zijn cappuccinokopje.
"Bij ons in de familie", bekende hij toen, "gaat het verhaal dat heel, héél lang geleden wij nomaden waren. Wij zwierven door uitgestrekte gebieden en volgden ons voedsel. Wij kwamen overal waar vruchtbare grond was en voldoende wild om te bejagen. Waarschijnlijk deden wij ook deze contreien hier aan; het is in ieder geval nog steeds goed leven hier.

Om op onze zwerftochten onze identiteit te kunnen behouden, hadden onze wijzen alles wat ons maakte tot wie we waren opgetekend op een groot stuk gelooid hertenhuid: waar wij vandaan kwamen, hoe we waren ontstaan, wat onze symbolen waren, onze wie onze voorbeelden, onze helden en hun avonturen, zowel nederlagen en overwinningen... Opdat wij nooit zouden vergeten.
Als het leven zwaar werd gevonden dan hoefden we alleen maar de ontvouwingsceremonie voor onze heilige rol te beginnen en we wisten weer wie we waren, waar we stonden en waar we heen moesten.
Op een tocht die zwaarder was dan alle voorgaande, omdat inmiddels steeds meer andere, niet nomadische, volken hetzelfde gebied binnentrokken en het land in bezit namen en ons als ongewenst zagen, zochten wij beschutting bij elkaar in een groot bos.

Toen barstte een storm. Met man en macht bouwden wij een hut, groot genoeg om alle leden van onze familie een plekje te geven, en droog genoeg om regen en wind, die dagenlang ons onderkomen geselden, te doorstaan. Toen onze wijze eindelijk de moed kon opbrengen om de buitenwereld te verkennen, leek de wereld totaal veranderd: talloze bomen waren omgewaaid, het halve bos verdwenen. Beken en rivieren waren buiten hun oevers getreden en hadden het landschap nieuwe vormen gegeven. En wijzelf, wij hadden het gelukkig allemaal overleefd. Slechts op één plek had de hut meer gelekt dat goed was. Alleen daardoor was het mogelijk geweest dat onze heilige rol nat was geworden. Een grote donkere vlek had zich over een deel van de afbeeldingen verspreid.

Bang dat onze identiteit verloren zou gaan werd de rol weinig ceremonieel opengevouwen en in een zonovergoten plek op de grond te drogen gelegd. Uitgeput door een reeks slapeloze nachten legden wij ons te koesteren in de warme zon. Voor dat we er goed en wel erg in hadden vielen we allemaal in een diepe slaap.

In de rust na de storm kwamen ook alle dieren voorzichtig weer uit hun schuilplaatsen. Een kudde hongerige herten kwam nieuwsgierig poolshoogte nemen. Zij zagen een grote hut, die de storm had doorstaan, een grote verspreide groep mensen heerlijk slapend in de ochtend zon, en wonder boven wonder een groot vreemd vlak, dat dankzij de uit plantaardig materiaal gemaakt verven heerlijk rook en uitnodigde tot proeven.

Toen wij wakker werden was de heilige huid met onze identiteit aan flarden gescheurd. De wijze schreeuwde van schrik en redde wat er nog te redden was. Nog wijzer geworden door de gebeurtenissen van de afgelopen uren, spreidde hij de restanten van de heilige rol uit in de hut en sloot de deur goed af, opdat er geen hongerige grazer meer bij kon. Toen gingen wij zelf op zoek naar eten. Ook ons had dagenlang vasten hongerig gemaakt.

Waar wij, tot ons latere grote verdriet, even niet aan hadden gedacht, was dat ook de muizen na de storm hun schuilplaatsen hadden verlaten. Zij waren wel in staat om onze hut binnen te dringen. Ook voor hen roken de resten van de heilige rol heerlijk, nodigden hen uit tot eten. Kortom, die dag bleef er uiteindelijk niets meer over van onze heilige rol met alles wat ons maakte tot wat we zijn. Ze zeggen, dat wij die dag ons verleden, onze verhalen, onze geschiedenis maar ook onze toekomst hebben verloren. Wie weet nog waar we heen gaan als we sterven? Wie weet nog goed wie wij zijn of wat onze identiteit is."

"Dat komt goed uit", zei een van zijn tafelgasten (degene met de koffie met melk en veel suiker, die tijdens het luisteren smakelijk van het bijgevoegde koekje had gesmikkeld). "Wij willen alle mensen van dit land vertegenwoordigen. Vergeet uw verloren verleden, burgert u in en wij bieden u dè kans om u met ons te identificeren. Wat vindt u daarvan?"

De verteller staarde dromerig in het laatste, uiteenvallende cappuccinoschuim in zijn kopje.
"Beelden en woorden zijn we kwijt. Gelukkig hebben we nog steeds de muziek om onszelf uit te drukken. Hebt u dat ook, dat soms als je muziek hoort, dat je dan opeens de weg weer weet? Dat je weet wie je bent en waar je vandaan komt, al kun je er geen woorden aan geven?" Toen knikten zijn beide tafelgenoten enthousiast. "Als u ons toestaat u te vertegenwoordigen krijgt u ons mooie nationale volkslied cadeau. U hoeft niet eens mee te zingen."

Zonder iets te zeggen slurpte hij de laatste cappuccinoresten naar binnen, stond op een knoopte zijn colbertjasje dicht. Beleefd knikkend liet hij de beide anderen achter. Zijn hele wezen was naar binnen gericht, waar hij muziek hoorde die ouder was dan elke herinnering.


Vrij naar een legende van het Hmong.
Opnieuw verteld door Marcel van der Pol
Reacties van harte welkom; ga naar: contact