zondag 20 mei 2012

Vader en Zoon

Voor een jonge vader. Het is lente en zijn eerste kind is op komst. Elke geboorte is weer een echo van een scheppingsverhaal (in dit geval: Shawnee).

Hé jij daar! Jij, die voor de eerste keer vader is geworden, hoe lang duurt het, denk je, voordat je met je zoon een goed gesprek kunt voeren? Voordien brengt hij immers enkel nog willekeurige kreetjes voort, zinloze klanken, redeloos gebabbel.
Vergis je echter niet. Voordat onze ingewikkelde grotemensentaal bij hem al het oude heeft verdrongen, kent je zoon nog de taal van Kokomthena, Onze Grootmoeder. Uiteraard spreekt Kokomthena alle aardse talen: Nederlands, Hindi, Urdu, Kiswahili, Papiamento, Fries, Arabisch, Hebreeuws, Maya, Maleis... Noem maar op. Maar vroeger, toen zij nog geen mensen had gemaakt, toen sprak zij vooral haar eigen taal. Luister maar naar je zoon. Misschien herken je, herinner je je nog iets van je eigen vroege jeugd en versta je een heel klein beetje van wat jouw zoon en Kokomthena samen te bespreken hebben.

Misschien praten ze wel over de verhalen van heel vroeger, die je hoofd vullen met heldere luchten en eindeloze wateren, met reuzen, ronde mannen en kleimensen, met Grote Slangen met Hoorns of de Grote Dondervogel, de goede maar afschrikwekkende macht, die de hemelpoort bewaakt. Als hij met zijn ogen knippert weerlicht het aarde. Zijn vleugelslag brengt de donder voort. Misschien, heel misschien vullen zijn hoofd zich wel met verhalen over Washemoneto, de Grote Goede Geest, de Meester van het Leven, over hoe hij de Grote Schildpad schiep en de aarde op zijn rug plaatste. En omdat Washemoneto de aarde mooi vond, maar wat leeg wendde hij zich tot Kokomthena, Onze Grootmoeder.

Kokomthena kreeg de opdracht de mens te schapen en zij kweet zich uitermate serieus van haar taak. Gadegeslagen door haar achterneefje Kogelrond vulde zij haar handen met zwarte klei, kneedde, boetseerde en vormde zij haar eerste probeersels. Kokomthena knikte, ze was redelijk tevreden. Hier echter nog een kilo spieren, daar nog een paar pondjes schoonheid, wat durf, waardigheid en vindingrijkheid ..... Uit de volgende klompen klei ontstond langza merhand het echte werk. Kokomthena blies de levensadem in de neus en zie, de eerste stamoudsten van de Shawnee-Indianen kwamen tot leven. Vervolgens kneedde, boetseerde en vormde zij een jonge man en een jonge vrouw. Tevreden glimlachend blies zij ook hen het leven in de neus en leunde moe achterover. Mensen scheppen was toch vermoeiender dan zij dacht. Met een flauw gebaar stuurde zij Jonge Man en Jonge Vrouw weg.
"Kom, ga spelen en kindertjes maken, opdat de Shawnee een groot volk worden."

Besmuikt keek Kogelrond toe, hoe Kokomthena, Onze Grootmoeder, zich opmaakte om naar haar huis achter de maan te gaan.
"Eh... Kokomthena... Denkt u niet, dat.... eh... Ze zijn niet helemaal...."
Kokomthena, die haar achterneefje door en door kende, snoerde hem kortaf de mond.
"Kom mee naar huis en houd je eeuwige commentaar eens voor je. Je moet ook altijd en overal met iedereen de draak steken. Die mensen bestaan nog maar nauwelijks en dan begin je alweer!"

In haar huis achter de maan strekte Kokomthena zich uit op haar slaapmat en wenste, dat ze de komende jaren niet gestoord zou behoeven te worden. Maar Kogelrond? Wat ging hij doen? De mensen beneden liet hij toch wel met rust!? Quasi-verontwaardigd antwoordde Kogelrond, dat hij als Kokomthena sliep slechts op jacht ging en uiteraard de mensen beneden met rust zou laten. Waarom zou hij zich met hen bemoeien. Alles was toch perfect!?
Kokomthena geloofde haar achterneefje nauwelijks, maar ze was te moe en te bezorgd om haar schepsels om veel aandacht aan hem te schenken. Ze had nu wel mensen gemaakt, maar hoe moesten ze zich zelf in leven houden. Wisten ze wel hoe ze aan eten konden komen, hoe ze zich tegen ziektes moesten wapenen? In een langzaam opkomende hoofdpijn sloot Kokomthena de ogen en zakte weg in een diepe en langdurende sluimering.

Zodra Kogelrond zag dat Kokomthena niet langer haar ogen open kon houden, sloop hij op zijn tenen naar buiten en haastte zich naar de aarde.
Van verre zag hij al, dat Jonge Vrouw en Jonge Man hun uiterste best deden om -overigens zonder resultaat- de opdracht van Kokomthena, Onze Grootmoeder, naar behoren uit te voeren.
"Lukt het niet zo?", vroeg Kogelrond spottend. "Hebben jullie niet jullie best gedaan. Hebben jullie alle mogelijkheden wel geprobeerd?"
Ja, knikten beide jonge mensen driftig, hun hoofden nog rood van de vele inspanningen. Ze hadden alle spelletjes, die ze maar konden bedenken, gespeeld.
Kinderen!?
Nee, geen kinderen.
Toen herinnerden de jonge mensen zich opeens, dat Kokomthena om hen te scheppen klei had gebruikt. Ze renden naar de rivier, groeven grote hompen klei op, kneedden, boetseerden en vormden tientallen kleine kleimensjes. Vervolgens bogen zij zich over hen heen en bliezen in hun neusjes. Het enige wat echter gebeurde was, dat hun lippen plakkerig werden en hun eigen neus zich vulde met klei. Teleurgesteld wierpen zij de kleifiguurtjes in een grote boog in het water.
Schaterlachend legde Kogelrond zijn hoofd in zijn nek, want hij had al lang gezien, dat Grootmoeder Kokomthena bij het scheppen en kleinigheidje bij beide jonge mensen was vergeten, bij  Jonge Vrouw een ‘massih' en bij Jonge Man een ‘passah-tih'. En hij stookte hen op verder te zoeken. Misschien kwamen de kindertjes wel uit de grond.

Jonge Man en Jonge Vrouw groeven gaten, onderzochten gangen. Toen plantten ze bomen in de aarde, verzamelden en onderzochten noten en vruchten, kweekten pompoenen en maïs. Zelfs uit de maïs kwamen geen kindertjes.
"Stop maar !", riep Kogelrond opeens. "Dit wordt niks. Kijk, zo moet het..."
In een handomdraai schiep Kogelrond nog een paar Indianen-stammen, terwijl Jonge Man en Jonge Vrouw met open monden en gefrustreerde harten toekeken.

Twee jaar had Kokomthena nodig om het op te kunnen brengen weer aandacht te besteden aan haar schepsels. Ze was lekker uitgerust en vol goede moed de mensen te leren voor zich zelf te zorgen. Ze verliet haar huis achter de maan en daalde af naar de aarde.
Ze werd verrast door de activiteiten van Kogelrond, maar was ook niet geheel ontevreden met zijn scheppingsdrift. Ze had toch al wat genoeg van het mensen maken. Ze zocht Jonge Man en Jonge Vrouw op en introduceerde bij hen Pompoen-vrouw en Maïs-vrouw, scheppingen van Washemoneto zelf om de mens te helpen hun voedsel te verbouwen [Oh... daarvoor diende dus die maïs-planten!]. Zij leerde hen jagen met respect voor de dieren.  Kokomthena vertelde hen ook hoe ze huizen moesten bouwen om zich te beschermen tegen weer en wind.  Zij toonde hen hoe en waar ze Geest-Helpers konden vinden en hoe ze zieken konden beter maken. Zij leerde hen welke ceremonies belangrijk waren, welke dansen ze moesten dansen en welke muziek ze moesten maken, om haar te vermaken en te eren. En om er voor te zorgen dat dit alles zouden onthouden en niet vergeten, gaf ze hen (evenals aan alle andere stammen) een eigen stamlied: "Kweh-tele-tih-weh-nah".

Oh ja, voordat Kokomthena terug ging naar haar huis achter de maan, bracht ze bij Jonge Man en Jonge Vrouw een kleine verbetering aan. Sindsdien lukte het hen hen om kinderen te maken en het Shawnee-volk tot een groot volk te laten uitgroeien. En ze beleefden er veel plezier aan.


Vrij naar een Shawnee scheppingsverhaal
Opnieuw verteld door Marcel van der Pol

Geen opmerkingen:

Een reactie posten