zondag 1 maart 2015

Menagerie


Eigenlijk was hij best tevreden met met zijn leven. Overdag verkocht hij financiële adviezen en producten van uit zijn eigen bureautje boven een bekend warenhuis  in het centrum van de stad. 's Avonds en in het weekeinde besteedde hij het grootste deel van zijn tijd rond zijn iets te duur gekochte landhuisje een paar kilometer buiten het dorp aan de rand van bos, hei en weide met eigen veestapel. Werken in moestuin aan de zijkant van het huis en omredderen met dieren hielpen hem om de stadse stress los te laten. Bovendien zorgde deze huis, tuin en keukenvlijt ervoor dat ze keurig rond konden komen: hij, zijn vrouw, drie opgroeiende kinderen en een pasgeboren baby. Eigenlijk was hij bijna volmaakt tevreden wat het leven hem gebracht had. Het enige wat hem soms wel eens dwars zat, als hij 's avonds een goede speelfilm op hun flatscreen tv zat te kijken, was dat hij dit nooit eens in alle rust kon doen. Letterlijk altijd was er wel lawaai in huis. Zijn vrouw was elk moment van de dag wel ergens mee rommelend in de weer. De kinderen speelden, zongen, lachten, ruzieden of renden achter elkaar aan door de kamer. Twee van de drie waren in het bezit van een duidelijk hoorbaar tablet, dat vrijwel altijd werd betwist door nummer drie, die als de vrede hierover luidkeels was getekend toch bereid was deze tijdelijk in te wisselen tegen zijn piepende en knarsende gameboy. De baby deelde dag vooral in in huilen, boeren en winden. Hij ontkwam er vrijwel nooit aan om de tv harder te zetten om boven het lawaai uit te komen. En dat terwijl hij de tv zo nodig had om werkelijk tot rust te komen. Het lawaai in huis kon hij nog met de volumeknop van de tv buitensluiten. Maar hoe kon hij het kabaal van de tv buitensluiten? De avonden eindigden meestal met een lichte hoofdpijn en een grote afwezige behoefte aan fysieke intimiteit met zijn vrouw. Zodra zijn hoofd het kussen raakte sloot hij zijn ogen en droomde van volmaakt geluk. De dagelijkse prijs die daarvoor nodig bleek, was hij best bereid te betalen.

Toen kwam er een bericht van zijn schoonfamilie, vijf leden sterk, die nu eindelijk eens hun landhuis aan de rand van bos, hei en weide wilde komen ervaren en bewonderen. Ervaren betekende in dit geval de gehele krokusvakantie komen logeren. De reis om bij hen te kunnen komen was immers behoorlijk ommelands! Bovendien zou je deze paradijselijke plek op aarde tot in het diepst van je ziel kunnen beleven als je daar niet uitgebreid de tijd voor nam? Hij boog het hoofd, overlegde met zijn vrouw over de verdeling van de spaarzame ruimte in het huis en raakte in paniek. Tot nu toe had hij zijn geluk, ondanks de barsten veroorzaakt door lawaai om hem heen, redelijk in stand kunnen houden. Hij zag zichzelf op geen enkele manier in staat deze wankele status quo te continueren, als zijn schoonfamilie ook nog eens hun intrek kwam nemen, al was dat hemel zij dank slechts tijdelijk.

Eerst zocht hij zijn heil in het dorpscafé. Onder het innemen van een gestaag groeiende hoeveelheid alcohol overwoog hij tijdens het bezoek zijn schamele vrije tijd door te brengen op zijn kantoor boven het warenhuis. Achter zijn bureaustoel paste nog net een matras. Het zou er rustig zijn (op de nachtelijke onrust in een stad na). Maar ook eenzaam. Het voelde alsof hij verstoten was uit de Hof van Eden zonder nog de vruchten echt te hebben geproefd. Deze escapade bracht hem behalve een denderende  hoofdpijn geen acceptabele oplossing.

Toen zocht hij raad en advies bij de plaatselijke wijze, een Rebbe. Deze zat achter een tafel met wijd uitgespreide boeken, traktaten en folianten. Zonder iets  te zeggen luisterde de Rebbe naar zijn stortvloed aan woorden. Toen hij uitgesproken moe onderuit zakte in de bezoekersstoel zette de Rebbe zijn bril af en begon uiterst behoedzaam de glazen te poetsen. Hij kneep de ogen toe. Het was niet geheel duidelijk of hij last had van het late zonlicht dat door het raam boven zijn bezoeker, dat nu hij rechtop zat recht  in zijn ogen scheen, of dat hij diep nadacht. In ieder geval zweeg hij. Hij zweeg lang, terwijl zijn vingers eindeloos een zakdoek over de brillenglazen heen en weer bewogen. En toen hij eindelijk sprak, klonk zijn stem zacht en ietwat aarzelend: "Jullie wonen toch in dat huis aan de rand van het bos? Jullie houden toch ook dieren? Zitten daar ook eenden tussen?" Zijn bezoeker knikte. "Eenden èn kippen", bevestigde hij. "Ook kippen", herhaalde de Rebbe mompelend. "Dan lijkt het mij het beste, dat je als je schoonfamilie het huis binnentreedt je tevens al je eenden èn kippen mee naar binnen neemt.!"  Daarna weigerde de Rebbe nog iets van uitleg of toelichting aan zijn woorden toe te voegen. Hij zette zijn bril op, boog zich over een foliant dat hij langzaam uitrolde en maakte een vaag gebaar met zijn hand, dat mogelijk betekende dat het onderhoud definitief ten einde was verklaard.

Hij ging. Hij voelde zich nauwelijks geholpen. De woorden van de wijze waren voor hem zo helder als koffiedik. Hij was echter een Rebbe en zijn naam en roem waren wijd verbreid. Hij besloot zich over te geven aan een wijsheid die groter was dan zijn eigen en informeerde zijn schoonfamilie dat zij welkom waren. Het bleek trouwens lastiger om meteen samen met de schoonfamilie de kippen en eenden het huis in te nodigen. Zijn vrouw en kinderen waren verbluft, zijn schoonfamilie maakte beleefd bezwaar en de vogels zelf schenen er ook nauwelijks zin in te hebben. Enige fysieke overreding bood gelukkig uitkomst.

De avond werd een ramp. Het geluidsvolume van de tv moest zelfs in drie grove stappen worden vergroot, voordat hij de gebeurtenissen in de film kon volgen. Zijn vrouw scharrelde in de keuken. De kinderen renden rond, achtervolgd door neefjes en nichtjes. De baby eiste krijsend het recht op om gevoed te worden. Zijn schoonzus en zwager begonnen met zijn vrouw in de keuken luidkeels een gesprek over de voor en nadelen van het wonen buitenuit. De eenden en de kippen leverden luidkeels hùn aandeel. Het lukte hem niet om de toenemende chaos in zijn hoofd te stoppen.

De volgende dag ging hij op hoge poten terug naar de Rebbe. Deze leek geen bladzijde te zijn opgeschoten. De boeken, traktaten en folianten leken op vergelijkbare plekken over zijn bureau verspreid te liggen. Het zelfde foliant van gisteren hield hij bedachtzaam op om beter te lezen. Hij zuchtte kort toen zijn bezoeker stoom begon af te blazen en zette zijn bril af. Zijn bezoeker stopte direct met praten en hield zijn adem in. De Rebbe legde zijn bril terzijde en kneep de ogen toe.
"Hebben jullie ook geiten bij het huis?" "Natuurlijk hebben wij geiten! Want iedereen weet, geitenkaas is gezond. Wat heeft dat er nu mee te maken?"
In zijn felheid had hij bijna gezegd dat ze ook nog drie schapen hadden. Zowel voor de wol als voor de kaas, die nog gezonder was dan geitenkaas. De geitenkaas konden ze goed verkopen. De schapenkaas was voor henzelf. Op de een of andere manier wist hij die informatie op het laatste moment toch nog binnen te houden. Je wist bij deze Rebbe tenslotte maar nooit.
De Rebbe knikte bedachtzaam, pakte toen zijn bril op en begon deze in lange ritmische bewegingen te poetsen. "Eh ... hum... Aha...! Dus, als je de volgende keer van je werk uit de stad terugkomt, neem dan niet alleen de eenden èn de kippen  mee naar binnen ...." "Geen plaats!" probeerde zijn bezoeker er nog tussen te komen. Een krachtig handgebaar deed echter het protest in zijn keel smoren. "Je neemt ook de geiten mee naar binnen ... en ...mocht je die al hebben ... ja, dat lijkt mij een goed idee ... dan neem je die schapen van je ook mee naar binnen!".
Zijn bezoeker kreunde. De Rebbe gebaarde dat hij kon gaan. "Je zult het zien ... Je zult het meemaken..." mompelde de rebbe zijn vertrekkende bezoeker achterna.

De tweede avond was nog verschrikkelijker dan de eerste avond. De schoonfamilie protesteerde minder beleefd. De baby huilde. De kinderen maakten ruzie. Zijn vrouw hief haar handen in wanhoop en stortte zich op een schoonmaakbeurt in de keuken. De eenden kwaakten, de kippen tokten, de geiten mekkerden en de schapen blaatten. De tv moest nog twee extra volumestappen harder. Die nacht werd hij overvallen door allerlei naijlende zintuiglijke indrukken die als levende wezens door zijn dromen kwamen spoken.
Uitgeput meldde hij zich de volgende dag weer bij de Rebbe. Deze liet hen echter nauwelijks uitpraten. Met het hoofd gebogen over een bladzij voor hem raadde hij hem eenvoudigweg aan om bij de volgende thuiskomst niet alleen kippen, eenden, geiten en schapen mee naar binnen te nemen, maar ook hun drachtige koe een plek in huis te geven.
Hij droop af. Inwendig vervloekte hij de onnavolgbare wijsheid van sommigen. Toch verbaasde hij zichzelf erover dat hij er niet aan dacht om het advies van de Rebbe in de wind te slaan. Wat er ook van komen kon, het zou ervan komen; die wijsheid had hij inmiddels al tot zich genomen.

De derde avond.  De eenden begonnen bij binnentreden direct te kwaken, de kippen te tokken, de geiten te mekkeren en de schapen blaten. De zwangere koe loeide laag en lang. De twee waakhonden, die hij voor alle zekerheid nu meteen ook maar mee naar binnenhad genomen namen van deze ongekende luxe om binnenshuis te zijn de gelegenheid te baat hun vreugde tot uitdrukking te brengen in een lang aangehouden blafconcert. De tv op vol volume bleek niet meer de dieren, de protesterendeschoonfamilie, de wanhopige echtgenote, de uitgelaten kinderen en de wanhopig om aandacht schreeuwende baby te kunnen overtreffen. De nacht dacht hij dat hij gek werd en zocht tevergeefs troost in de oververmoeide armen van zijn vrouw.

Een gebroken man meldde zich daags daarna bij de Rebbe. "Geslapen?" vroeg de Rebbe. Hij schudde het hoofd. "Genoten van je bezoek?" Hij ontkende fluisterend. "Voldoende landelijke rust ervaren?" Hij trok zijn schouders op en kreunde lijdelijk. "Wat....?" zei de Rebbe en liet de rest van de zin in de lucht hangen. Zijn bril verplaatst zich weer van hoofd naar handen. De ogen sloten zich. De gestalte leunde zwaar achterover. Zijn stoel piepte.
"Ik ben niets meer." fluisterde de bezoeker. "Nog één zo'n advies en ik word echt knettergek. "Nog gekker dan sommige mensen in de stad!"
"Wat wil je dan van mij?"
"Niets meer. Helemaal niets meer."
"Dan is het goed zó!"
De Rebbe plaatste zijn bril weer terug op zijn neus, boog zich over een nieuw foliant en begon aandachtig te lezen. Het lukte zijn bezoeker niet om nog een enkele erkenning van zijn bestaan, laat staan een aandeel in de communicatie, aan de Rebbe te ontlokken. Zelfs het gebaar dat de meestal een onderhoud afsloot, bleef nu achterwege.

Hij ging heen. Als een verloren mens.  De volgende keer dat hij huiswaarts keerde begon hij al op zijn kantoor te trillen van angst bij de gedachte aan wat hem mogelijk de komende avond te wachten stond. Opeens leek een matras achter het bureau hem een heel goed idee. Toch, als door een onzichtbare hand  in beweging gezet, verliet hij het pand en reed hij de stad uit naar huis. Op de grens van zijn erf, bij het hek bleef hij staan. Vanuit het woonhuis kwamen de eerste bekende geluiden hem alweer tegemoet: huilende baby, spelende kinderen, bezige vrouw en pratende schoonfamilie. Op het erf rondom speelden de dieren hun partijtje vrolijk mee: eenden, kippen, geiten, schapen, een koe en honden. Hij voelde alle energie uit hem wegstromen. Met de blik op oneindig parkeerde hij de auto op een willekeurige plek op het erf, liep naar de voordeur, duwde de hendel naar beneden, liep naar binnen en sloot behoedzaam de deur achter zich voordat de dieren hun verworven recht om mee naar binnen te komen ten uitvoer konden brengen. Hij deed zijn jas uit ontkwam er niet aan een groet van de schoonfamilie te beantwoorden en zijn vrouw en kinderen, inclusief de baby, te kussen. Hij liet zich onderuit zakken in zijn luie stoel voor de tv. Toen pas besefte hij wat voor weldadige rust er deze avond in zijn huis was neergedaald. Glimlachend dompelde hij zich onder in het kirrende geluid van een baby, het lawaai van rond rennende kinderen en de stemmen van volwassenen die die toestand in de wereld bespraken. De tv zette hij op de stand voor doven en slechthorenden, het geluid uit. Na slechts negeneneenhalve minuut sliep hij de slaap der rechtvaardigen. In zijn dromen glimlachte de Rebbe tegen hem.

Vrij naar een chassidische vertelling.
Opgedragen aan Lynn Rubright (hoop haar ooit weer eens te ontmoeten)

Veel leesplezier & groet!
Marcel van der Pol

1 opmerking: