Ergens in de wereld, vermoedelijk aan de uiterste randen van de grote woestijn, ligt een stad waarvan alle inwoners blind zijn. Toen op een dag een koning met zijn leger buiten de poorten van de stad zijn kamp opsloeg, waren de inwoners desondanks niet bang. Allerminst. Ze waren veeleer opgewonden. Geruchten gingen door de stad, dat de koning olifanten meenam op campagne. Hij zou ze gebruiken voor het zware oorlogswerk en om zijn vijanden te intimideren.
De inwoners van onze blindenstad hadden de meest uiteenlopende verhalen over deze geweldige beesten gehoord, maar er nog nooit eentje ontmoet. Zes dappere jongelui haasten zich de stad uit om uit te vinden wat nu een olifant werkelijk was.
Vol van de op handen zijn ontmoeting rende de eerste jongeman in volle vaart recht op de olifant in. Met een klap kwam hij tegen de zijkant van het dier. Hij spreidde zijn armen en voelde diens grote, gladde huid. Hij snoof en dacht: "Het is een dier. Dat is wel duidelijk. Mijn neus heeft mij overtuigd. Maar wat een omvang. Het is zo groot als een muur."
Hij draaide zich om en rende terug naar de stad om verslag uit te brengen.
De tweede jongeman rende naar voren terwijl hij zijn handen uitnodigend door de lucht zwaaide. Opeens had hij een olifantenslurf te pakken. De olifant schrok en trompetterde luid. Waarop uiteraard de jongen nog harder schrok. "Een olifant is als een slang", riep hij uit. "Maar veel groter. Zo groot, dat zijn hete adem aan snurkend geluid maakt.
Hij draaide zich om en rende terug naar de stad om verslag uit te brengen.
De derde jongeman botste tegen een slagtand aan. Hij voelde het harde, gladde oppervlak. Hij luisterde toen de tand over de grond schraapte op zoek naar eten. Even later voelde hij de scherpe punt op het eind. "Geweldig!", riep hij. Een olifant is hard en scherp als een speer, maar tegelijkertijd maakt het geluid en ruikt het als een dier!"
Hij draaide zich om en rende terug naar de stad om verslag uit te brengen.
De vierde jongeman taste rond met zijn handen laag bij de grond. Hij ontdekte een olifantenpoot. Hij sloeg zijn armen uit en knuffelde de poot. Hij voelde de ruwheid van de huid. Toen deed de olifant een stap achteruit en trok zich uit de omarming van de jongeman terug. "Nu begrijp ik, waarom de koning een olifant inzet om zijn vijanden te intimideren", dacht hij. "Een olifant is als een reusachtig boom of zuil. En toch kan hij buigen. En als hij neerkomt op de grond, trilt de aarde van de klap."
Duidelijk geïntimideerd draaide hij zich om en rende terug naar de stad om verslag uit te brengen.
De vijfde jongeman ontdekte al snel de olifantenstaart. "Ik begrijp niet, waar al die opwinding voor nodig is", mopperde hij."Een olifant is niets meer of minder dan een vlassig stuk touw."
Teleurgesteld draaide hij zich om en rende terug naar de stad om verslag uit te brengen.
De zesde jongeman was opeens de weg kwijt. Hij stond stil en luisterde, bang als hij was achter te worden gelaten. Hij hoorde, en voelde ook, de luchtverplaatsingen als gevolg van de flappende olifantenoren. Hij stak snel een hand uit en greep de oor. Nu voelde hij slechts een dun, ruw stukje huid. Hij lachte opgetogen. "Deze wonderbaarlijke olifant is als een levende ventilator", riep hij. En net zo tevreden met zijn eerste indruk van de olifant als de andere vijf jongelui, draaide hij zich om en rende terug naar de stad om verslag uit te brengen.
Nadat de jongelui weer in de stad waren verdwenen kwam een oude blinde man op het koninklijke leger en de olifanten af. Zoekend en tastend vond hij zijn eerste ontmoeting.
Hij liep om de olifant heen en onderzocht het dier minutieus Hij voelde het dier oop alle plekken waar hij bij kon. Hij rook het. Hij luisterde. Hij vond de olifantenbek met slurf en slagtanden en de korte staart aan de andere zijde. Hij vond koelte bij de bewegende oren. Hij klopte ten afscheid de olifant tegen zijn zij en ging terug naar de stad.
Daar hoorde hij verhitte discussies. "Het is als een muur!" "Neen, als een slang!" "Als een speer!" "Een boom!" "Een stuk touw!"
De oude man zweeg, draaide zich om en ging naar huis. Hij lachte zacht in zichzelf toen hij zijn eigen jeugd herinnerde. Hij begon luider te lachen toen hij besefte dat hij de enige in de stad was die niet wist wat een olifant was.
- vrij naar een Sufi verhaal,
- opnieuw verteld door Marcel van der Pol