dinsdag 9 april 2013

Lenteparadox

Mijn naam, Marcel, betekent de Vurige, de Strijdlustige, de Heldhaftige. De letterlijke vertaling van mijn naam is Kleine Zoon van Mars. Ik ben vernoemd naar Mars, de Griekse god van de oorlog. Dat is niet de reden dat mijn ouders mij zo hebben genoemd. Vlak voor mijn geboorte las mijn moeder het boek "De Mantel" van LLoyd C. Douglass, waarin de Romeinse legerofficier Marcellus, wanneer hij in het bezit van de mantel van Jezus komt, verandert in een vredelievend mens. Ik vond dat altijd wel een mooie paradox: een vredelievende oorlogsgod.

Later ontdekte ik dat Mars van origine eigenlijk de god van de lente was. De godheid die vooral aan het einde van de winter werd vereerd, wanneer de mensen moe begonnen te worden van de duisternis, van de koude, van de honger en de laatste voorraad vaak half bedorven voedsel, maar vooral van elkaars noodgedwongen gezelschap. Reikhalzend keken ze uit naar het voorjaar, wanneer de natuur weer tot leven kwam. Met de zon, de warmte, het verse voedsel ontstond ook de behoefte iets te doen met een steeds toenemende onrust. Men ging op oorlogspad. Alweer zo'n mooie paradox vond ik: god van lente en oorlog.
Misschien is het daarom, dat ik zo graag met paradoxen werk, in voorstellingen, trainingen, begeleiding, advisering, etc.

In de betekenis van Vurige, verwijst mijn naam ook naar vuur. Het element dat zowel dood als leven kan brengen. Je kunt er naar verlangen als je wegduikt voor de koude strengheid van de winter. Je kunt je eraan koesteren. Het biedt je de mogelijkheid een grotere variëteit aan voedsel eetbaar en genietbaar te maken. Met hetzelfde gemak is vuur echter ook de macht die alles zonder onderscheid kan vernietigen. Het enige wat er dan van je overblijft is een zielig hoopje as.



Ooit moet er ooit een mens hebben geleefd die als eerst ontdekte hoe je vuur kon gebruiken. Ik stel mij een mens voor, die de lange winterperiode diep weggedoken in een nauwelijks behaaglijk te noemen grot probeert door te komen door na te denken over de wonderlijke krachten der natuur en of je als mens die krachten ook zou kunnen gebruiken... voor een gerieflijker wooncomfort, bijvoorbeeld. Vuur! Vernietiging, maar ook warmte.  Als hij zo tegen de lente de kunst van het vuur maken en onderhouden eindelijk heeft doorgrond, rent hij zijn grot uit om allemaal en iedereen over zijn ontdekking te vertellen. De vraag dan natuurlijk is hoe mensen die het gebruik van niet vuur nog niet kennen op deze openbaring zullen reageren.

Met een schuin oog naar de hedendaagse praktijk vermoed ik dat sommige groepen direct het voordeel van deze macht over het vuur inzien. Andere groepen vinden vuur veel te gevaarlijk en jagen onze ontdekker met stokslagen weg, voordat hij ook maar de kans krijgt uit te leggen wat voor moois je allemaal met vuur kan doen. Sommige groepen schrikken zo erg van de mogelijkheden dat zij in pure paniek proberen hem  te vermoorden. Eén groep zal daar zeker in slagen.

Nu de kennis over vuur zich in de wereld kan verspreiden, maar de ontdekker van deze kennis niet meer onder ons is, zullen de verschillende groepen zich allen op hun eigen wijze cultureel ontwikkelen.
Na enige eeuwen blijkt de eerste groep een machtige priesterkaste voortgebracht te hebben, die met strakke hand de kennis over vuur voor zich houdt en er slechts exclusief gebruik van maakt.
Een tweede groep heeft de vuur-maak-gereedschappen, verheven tot voorwerpen van aanbidding.
Een derde groep buigt devoot voor een beeld, dat van onze vriend de ontdekker moet voorstellen.
Een vierde groep koestert de kennis over het vuur in mythen en legenden. Slechts zij die waarlijk konden luisteren, kunnen begrijpen. Sommigen geloven, sommigen ook niet.
Een vijfde andere groep blijkt de kunst van het vuur maken praktisch toe: om zich te verwarmen, om voedsel te koken en allerlei bruikbare dingen te maken.

Vervolgens stel ik mij voor, dat een reiziger van elders, waar mensen op hun geheel eigen wijze ook de kennis over vuur zich eigen hebben gemaakt, in dit deel van de wereld op bezoek komt en met lichtelijke verbazing ziet hoe al deze groepen zich hebben ontwikkeld. Overtuigd van zijn eigen kennis en kunde, concludeert onze reiziger, dat in de basis de culturele en religieuze verschillen tussen de groepen allemaal terug zijn te voeren op de praktijk van maken, onderhouden en toepassen van vuur. Begaan en betrokken bij de groepen die hij onderweg tegenkomt, besluit hij hen van alle overbodige culturele ballast te bevrijden.

De eerste groep nodigt hem uit om de extatische ervaring van het priesterlijke vuur mee te beleven. Als hij na  afloop aanbiedt de zelfde ervaring te herhalen zonder goddelijke tussenkomst, wordt hij beticht van godlastering. Met de grootste moeite weet hij zich het vege lijf te redden.
 

De tweede groep probeert hij ervan te overtuigen dat het aanbidden van heilige vuurmakende voorwerpen de creativiteit en innovatie ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden van vuur in de weg staan. Het is de aanwezigen dan wel duidelijk dat deze reiziger uit een geheel andere cultuur komt, die niets van hen, hun geloof en hun gebruiken begrijpt of kan begrijpen. Er kan beter niet naar hem worden geluisterd. De reiziger gaat heen.
 

De derde groep toont hem trots een metershoog afgodsbeeld. Alleen zij die deze vuurgod aanbidden, zijn in staat het ware  geheim te doorgronden. Slechts zeer weinigen is dat echter vergund. Als de reiziger daar tegenin brengt, dat volgens hem begrijpen mogelijk is voor iedereen, die wil begrijpen, maar niet voor hen die weigeren bepaalde praktische feiten onder ogen te zien, wordt hij door de priesters als ketter en ongewenste vreemdeling over de grens gezet. 

De vierde groep overspoelt onze reiziger met prachtige verhalen. Het verhaal over het maken van vuur is waar, geeft hij terug. Sterker nog, hij is zelfs in staat te demonstreren hoe je dat in praktijk kunt brengen. Zal hij dat doen? Terstond breekt er grote verwarring uit. Sommigen willen de verhalen graag daar laten waar ze thuis horen: als een diepe spirituele weg naar binnen, zonder dat er een vertaling naar buiten, naar de dagelijkse praktijk, nodig is. Die is zelfs gevaarlijk. Anderen zeggen, dat ze uiteraard zeer wel weten dat mythen en legende niet waar zijn. Zij verdenken onze reiziger er echter van, dat hij nieuwe verhalen probeert te introduceren om voor zichzelf een belangrijke plek in de samenleving te verwerven. Weer anderen beschouwen de verhalen als bron voor de waarden, de normen, de rituelen en de gebruiken van hun cultuur. Kom je aan de  verhalen, dan kom je aan hun identiteit. Nieuwe verhalen zijn niet gewenst. Naar alle waarschijnlijkheid zijn er in deze groep ook nog wel meer meningen. Onverrichterzake trekt onze reiziger verder.   


Als hij de vijfde groep tegenkomt, zegt hij niets. Hij warmt zich slechts aan hun vuur  en besluit zich  onder hen te vestigen tot na de winter. Bij het begin van de lente wordt zijn bloed weer onrustig en drijft hem voort tot voorbij de horizon.

Nu ik het verhaal af heb, denk ik dat dit verhaal ook de paradoxen van het lerend niet-leren en van lesgevend en niet-lesgeven beschrijft. Kortom, storytelling as a teaching tool! Wat is het antwoord van u als lezer op deze paradox? Reacties van harte welkom.

Vrij naar een dervish verhaal





Marcel van der Pol
www.KERIDWEN.nl